18 DECEMBER 1975 1211 naar ik meen reeds aan aankondiging gedaan. Het ligt in het voornemen van de commissie de nota, telkens wanneer zich nieuwe items voordoen, opnieuw bij te stellen. Die fase is mijns inziens op dit ogenblik zeker nog niet aangebroken, maar ik kan mij voorstellen dat dit bij het be trekken van ae nieuwe accommodatie wêl het geval zal zijn. Tot slot van zijn betoog heeft de heer Oomen gesproken over een beleid ad hoe, dat schrijnend zou zijn omdat het niet aan een integrale beleidsvisie kan worden getoetst. Ik geloof dat wij elkaar op dit punt volkomen verkeerd begrijpen. Jarenlang is in deze raad ge pleit voor een goede accommodatie voor de bibliotheek en de muziek school en wanneer zich een soortgelijke situatie als nu ten aanzien van Vroom en Dreesmann voordoet, getuigt het naar ik meen eerder van slagvaardigheid dan van een beleid aa hoe als men daar gebruik van maakt. Ik geloof dan ook dat ik volstrekt kan verdedigen dat wij de raad thans dit voorstel voorleggen. Met betrekking tot de vorming van volwassenen wijs ik erop dat juist de bibliotheek daar ligt een dui delijke relatie met de cultuurnota -- wanneer zij goed functioneert met elk van de drie prioriteiten van de cultuurnota in overeenstemming is. Ik daag de heer Oomen uit de te bewijzen dat dit niet het geval is. Wethouder VAN DUN: De heer Van Asseldonk heeft gezegd dat de meest trotse man zijn liberale collega in dit college, de heer Sandberg, is. Dit moge zo zijn en ik vind het ook heel plezierig,maar misschien mag ik als bescheiden waterdrager van mijn liberale collega vanuit de wurgende omhelzing waarin wij voortdurend verkeren enige schuchtere opmerkingen maken, al was het alleen maar om enkele ambtenaartjes van de dienst openbare werken tot hun recht te doen ko men, die mede hebben bijgedragen tot een goed resultaat van de kei harde onderhandelingen met V. en D. Het raadsvoorstel is overigens niet van een bepaalde wethouder afkomstig, maar het is, zoals vaker gebeurt -- mijn collega zal dat kunnen bevestigen op indringende wijze in het gehele college behandeld. De heer Van Asseldonk heeft zich in verband met de krediet verstrekking enigszins ongerust gemaakt over de goedkeuring door ge deputeerde staten. De door hem bedoelde passage doet inderdaad wat merkwaardig aan, maar de onderhandelingen met Vroom en Dreesmann zijn gevoerd onder de vigeur dat de akte vóór het eind van het jaar zou kunnen worden gepasseerd. Dit heeft ertoe geleid dat vóór mij een dik groen boek ligt, waarin alle stukken zitten die moeten worden getekend als de raad vanavond het voorstel aanvaardt. Wij hebben met de pro vinciale griffie afgesproken dat deze stukken daar vóór morgenochtend tien uur zullen worden bezorgd. Dit houdt in dat de stukken op de agenda van gedeputeerde staten zullen worden geplaatst. Op grond van voor overleg met gedeputeerde Van der Heijden mag met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden verondersteld dat gedeputeerde staten aanstaande woensdag het krediet, indien de raad het wenst te verstrekken, zullen goedkeuren, aangezien Zij tevoren zijn ingelicht over de wijze waarop in het budget van mijn college Sandberg dekking kan worden gevonden. Deze handelwijze moest worden gevolgd om dat één van de voorwaarden van de onderhandelingen was dat men aldus te werk zou gaan. Ik meen de heer Van Asseldonk hiermede over de stand van zaken te hebben ingelicht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 1211