w m 1214 18 DECEMBER 1975 Voor het geval dat het college straks voorstellen inzake een parkeer garage in de Nieuwstraat bij V. en D. doet, moeten wij thans met elkaar afspreken dat de situering van de bibliotheek niet als argument zal worden gebruikt, Wanneer wij voor deze situatie kiezen, zullen wij er gezamenlijk het beste van moeten maken. De heren Veelenturf en Lambregts hebben een vraag over de contactcommissie binnenstad gesteld. De commissie binnenstad is over dit onderwerp geihformeerd, maar er zijn door mij geen gesprekken met de commissie gevoerd over de vraag of deze situering al dan niet gewenst zou zijn. Ook hier lag geen aarzeling maar een punt van over- weging-.als men een bepaald binnenstadsbeleia wil voeren, kan men zich afvragen of het gunstig is 4, 000 m2 vloeroppervlak uit het hartje van het kernwinkelapparaat voor deze functie te bestemmen. Dat is een vraag waar men even over moet nadenken. Wanneer de bibliotheek zich tot het buitengebeuren als een "boekenwinkel" gaat verhouden, ben ik blij met deze situering, omdat -- dat is een vrij negatieve be nadering -- zij minstens andere mogelijkheden die niet met de functie van het hart van het winkelapparaat zouden stroken, blokkeert. Ook bij V. en D. is men ervan op de hoogte dat wij on», als deze oplos sing niet zou zijn gevonden, met zorg zouden hebben afgevraagd wat V. en D. dan met het gebouw zou hebben gedaan. In dat verband meen ik dat hier een riante en plezierige oplossing is gevonden. Een vraag van de heer Oomen was of er voor de verbouwing D. A. C. W. -subsidie kan worden aangevraagd. Het zal hem en zeker de commissie openbare werken bekend zijn dat de verbouwingskosten door ons op de lijst van D. A. C. W. - subsidies zijn opgevoerd en als zodanig zijn aangemeld. Verwachtingen mag ik daaromtrent in het openbaar niet uitspreken, omdat dat misschien niet verstandig zou zijn. Voorts heeft de heer Oomen gevraagd wat er met de vrij komende gebouwen gebeurt. Wij hebben gelukkig een commissie ge meentelijke huisvesting die zich met dergelijke panden bezighoudt. Het is mij als voorzitter van de werkgroep gemeentelijke huisvesting ad hoe bekend dat er op het ogenblik een veelheid van gegadigden zijn. Voor de definitieve bestemming zal een selectie uit de gegadigden moe ten worden gemaakt. Op voorhand meen ik te mogen zeggen dat er door het college ten aanzien van de drie gebouwen twee toetsingscriteria zullen moeten worden vastgesteld. Op de eerste plaats zal een en ander in overeenstemming moeten zijn met de functie van de binnenstad en de plaats waar de panden gelegen zijn. Op de tweede plaats moeten de panden 1 miljoen opbrengen, omdat anders ons rekensommetje met betrekking tot de exploitatie-opzet niet klopt. Ik geloof dat wij dit duidelijk moeten vaststellen. De heer Lambregts heeft nog enkele opmerkingen over de verkeersnota gemaakt. Ik wil daaromtrent geen onduidelijkheid laten bestaan: er komt geen verkeersnota maar een verkeerscirculatieplan. Teneinde te hoog gespannen verwachtingen te voorkomen wijs ik erop dat het laatste iets anders is dan het eerste. Ik heb aangekondigd dat naar aanleiding van het verkeerscirculatieplan de raad bij de besprekingen in februari een aantal inzichten in de parkeersituatie in de binnenstad aangeboden zal krijgen. Daarbij zullen aan de orde komen: plaats, be heersvorm, tarifering en exploitatiemogelijkheden van parkeergarages en van parkeergelegenheden in het algemeen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 1214