18 DE CEMBER 1975
1215
De heer OOMEN: Ik zou nog een vraag aan de heer Van Dun
willen stellen. Ik heb geen antwoorcfgekregen -- misschien kan hij
daar iets aan doen - -op mijn vraag over de verbouwingskosten die
bijna 2 miljoen zullen bedragen. Als deze kosten door allerlei oorza
ken de pan uitrijzen, zullen wij daarover dan -- met het oog op de
consequenties voor de budgettering tijdig wordt ingelicht?
Vervolgens nog een vraag aan de wethouder van cultuur, waar
op waarschijnlijk een positief antwoord kan worden gegeven: kan er
overleg over de functie \an het informatiecentrum aldaar worden ge
pleegd? Ik ben het met de wethouder van cultuur eens dat de uitgangs
punten van de cultuurnota met de nieuwe inzichten ten aanzien van de
bibliotheek stroken, maar mijn vraag was of daarmee in het voorstel
een betere relatie had kunnen worden gelegd. De wethouder heeft over
een slagvaardig beleid gesproken. Ik ben het met hem eens dat op deze
manier binnen de cultuursector een slagvaardig gebruik van de mogelijk
heden worden gemaakt, maar mijn opmerking had betrekking op het
integrale beleid van de gemeente, waaromtrent men ineens voor conse
quenties komt te staan. In de sector van de cultuur kan men nu inder
daad een en ander enigszins overzien, doordat men over een soort be
leidsnota beschikt. Dat is positief, omdat men op die manier -- afge
zien van de vraag of de nota straks al dan niet wordt goedgekeurd --
over een "handvat" de beschikking heeft. Deze situatie doet zich echter
met betrekking tot het beleid van de gemeente als geheel nog niet voor,
hetgeen mijns inziens te betreuren is.
Tot slot zou ik een element willen toevoegen aan de negatieve
argumentatie van wethouder Van Dun ten aanzien van de parkeergarage.
Ik ben van mening dat dit punt op geen enkele wijze een argument mag
vormen voor een beslissing omtrent de vestiging van een parkeergarage
op de bedoelde terreinen. Persoonlijk ben ik daar op voorhand tegen.
Naar aanleiding van de opmerkingen van de heren Visser, Veelenturf
en Lambregts was ik enigszins bevreesd dat zij er eigenlijk wel voor
zouden zijn, maar ik vraag verontschuldiging als ik dat verkeerd heb
begrepen.
De heer VAN ASSELDONK: Ik dank de wethouder voor zijn uit
voerige beantwoording, alsmede voor het slagvaardige beleid van het
college waardoor er zo snel bij gedeputeerde staten entree zal worden
gevonden. Overigens wijs ik de wethouder op de eerste passage van
mijn betoog, waarin ik het gehele college heb gecomplimenteerd; daar
bedoel ik ook wethouder Van Dun mee. Ik zou nem graag willen troosten
met de woorden van Eddy Merckx, dat het winnen van een Tour de France
onmogelijk is zonder waterdragers. Merckx zal deze mensen nooit
kleineren en dat is ook mijn bedoeling niet geweest!
De heer HENDRIKSEN: Deze raad zou niet leuk zijn zonder
warme bakkers!
Overigens zou ik nog enkele opmerkingen willen maken op
grond van mijn verantwoordelijkheid als afgevaardigd'raadslid in de
commissie ex artikel 61. Er zijn namelijk in deze raad -- wellicht
in het enthousiame over dit project aspecten besproken, die naar
mijn gevoel tot de eigen verantwoordelijkheid van de commissie be-