1216
18 DECEMBER 1975
horen. Ik denk in dit verband aan de gemaakte opmerkingen over een
verbouwingscommissie, uitbreiding van personeel op zaterdag, eventu
ele toekomstige bijstelling van de nota, alsmede de vraag wie eventueel
van de vrije vertrekken op de benedenverdieping gebruik zouden kunnen
maken. Mijns inziens kan de raad over dergelijke onderwerpen wel be
paalde ideeën te kennen geven, maar ligt te dien aanzien de eerste ver
antwoordelijkheid bij de commissie ex artikel 61 voor de openbare
bibliotheek, die het beleid moet formuleren en beslissingen moet nemen.
Wethouder SANDBERG: Mijnerzijds nog zeer in het kort enkele
opmerkingen, voordat de discussie verwatert, want daarvoor is het onder
werp naar mijn mening te belangrijk. Met de heer Oomen ben ik het eens
dat over de informatiefunctie van de bibliotheek, mede in relatie tot
de voorlichting van het gemeentelijk informatiecentrum, duidelijke
afspraken moeten worden gemaakt. Er is een vorm van samenwerking,
maar de samenwerking komt niet volledig tot stand vanwege het gebrek
aan mogelijkheden dat de bibliotheek gezien de accommodatie op het
ogenblik heeft. Aangezien de wijze van functioneren van de bibliotheek
commissie door een betere accommodatie wordt bevorderd, zal zij
overigens op tal van terreinen niet alleen op dit terrein -- verbeterde
en adequate voorlichting kunnen geven, overeenkomstig haar doelstel
ling.
Gezegd is dat de relatie met de cultuurnota wat magertjes uit
de verf komt. Het zij zo: ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat
het erop neer komt dat wij in ieder preadvies de hele cultuurnota zou
den moeten overschrijven. De cultuurnota, die nog niet door de raad
is vastgesteld, ligt ter tafel. Met een simpele verwijzing hebben wij
getracht de relatie aan te geven, tussen de bibliotheeknota, de cul
tuurnota en het onderhavige voorstel. Deze besluitvorming kan als
"deksel" maar ook als een nieuw begin worden gezien. Ik acht mij
ontslagen van de verplichting thans nader op het integrale beleidsplan
in te gaan.
De heer Hendriksen heeft gesproken over het functioneren van
de commissie ex artikel 61 in relatie tot datgene wat moet gaan gebeu
ren. Ik meen dat de heer Van Dun al duidelijk heeft aangegeven dat de
bereidheid aanwezig is om de commissie, de sector cultuur en deze
wethouder integraal bij de bouwteamactiviteiten te betrekken. Op die
manier kunnen de daar bestaande wensen ter bestemder plaatse worden
gedeponeerd. Of deze wensen dan ook kunnen worden gehonoreerd, zal
uit het overleg van het bouwteam of de stuurgroep moeten blijken,
maar dan zijn wij al een fase verder dan thans.
Wethouder VAN DUN: Door de vrij korte tijd die ik had om de
verzamelde werken van Eddy Merckx door te lezen ben ik niet in staat
geweest daar nog iets uit te halen. Ik kom niet verder dan de consta
tering dat er ook situaties zijn waarin men moet "afzien".
De heer VAN ASSELDONK: Dat wil deze waterdrager dan wel
voor de wethouder doen
Wethouder VAN DUN: De heer Oomen heeft er voorts gelijk in