1218
18 DECEMBER 1975
het ordevoorstel van de heer Dreef. Wenst hij dit nader toe te lichten
De heer DREEF: Gezien het belang van de inspraak en de mede
zeggenschap, waarvan met betrekking tot het besluit van 17 oktober
1974 sprake is geweest, handhaven wij ons ordevoorstel.
De heer VAN ASSELDONK: Wij ondersteunen het ordevoorstel
omdat het gewenst is de behandeling van dit agendapunt uit te stellen
met zo veel tijd als nodig om de toezegging per brief van 7 juli aan
de opbouwraad Breda-Noord te kunnen honoreren.
De heer LAMBREGTS: Mijn fractie is tegen het ordevoorstel
en wel om de volgende redenen. Vanmiddag hebben wij ons zelf bij
de bewoners van de Ifeurnestraat op de hoogte gesteld van de opvat
tingen die zij in dezen hebben. Zonder aan de voorgeschiedenis voor
bij te gaan, stel ik vast dat deze mensen liever vandaag dan morgen
de oude situatie terug willen hebben. Er is onder meer door de opbouw-
raad-Noord gesproken over de nummers 40/58, het achterste gedeelte
van de Veurnestraat, maar ik heb mij vanmiddag ook in het voorste
gedeelte van de Veurnestraat op de hoogte gesteld. Nogmaals: deze
mensen willen liever vandaag dan morgen ae oude toestand terug. Wij
zijn dan ook tegen het ordevoorstel, omdat uit de uitlatingen van de
bewoners van de Veurnestraat blijkt dat zij absoluut niet wisten wat hun
ten aanzien van de speelgelegenheid boven het hoofd hing. Bovendien
hebben wij zelf uit hun mond vernomen dat zij dolgraag de oude situ
atie terug willen. In de derde plaats is de verkeerssituatie op het ogen
blik zeer gevaarlijk: door de huidige toestand hebben zich al vrij veel
incidentjes voorgedaan, zodat het gewenst is deze toestand zo snel mo
gelijk te veranderen. In de vierde plaats ligt de geprojecteerde speel
gelegenheid vrij dicht bij een breed water, waardoor bijzondere ge
varen ontstaan voor de kinderen die daar willen gaan spelen.
Wethouder VAN DUN: Namens het college kan ik zeggen dat
wij de aanvaarding van het ordevoorstel van de heer Dreef ten stelligste
ontraden. Zonder uitvoerig op de kwestie in te gaan zou ik enkele za-
kèlijke opmerkingen willen maken. Wij kunnen vaststellen dat zich
bij de totstandkoming van de vermeende speelstraatsituatie in de
Veurnestraat communicatiestoornissen hebben voorgedaan. Ik spreek
hier met een bekend woord van "communicatiestoornissen", maar wij
moeten gewoon vaststellen dat deze zijn opgetreden en ik meen dat wij
daar niemand een verwijt van moeten maken.
Op de tweede plaats wijs ik erop dat de raad twee besluiten
heeft genomen: een kredietvotering voor de aanleg van de speelstraat
en een besluit tot onttrekking van de straat aan het openbaar verkeer.
Een en ander heeft geleid tot een situatie, die, zoals de heer Lambregts
heeft opgemerkt, door de bewoners van de Veurnestraat als geheel niet
wordt geaccepteerd. Ik heb twee gesprekken met verscheidene bewoners
van de Veurnestraat gevoerd. Ik ben te allen tijde bereid -- dat is een
pragmatische benadering -- namens het college met de opbouwraad
Breda-Noord te spreken over de speelsituatie in de Hoge Vucht in het
algemeen. Dergelijke gesprekken worden door de dienst beplantingen