1228 18 DECEMBER 1975 anderzijds de behoefte aan volkstuinen. De heer SUURMEIJER: Naar aanleiding van mijn in mei van dit jaar gestelde schriftelijke vragen heeft het college reeds een alternatief aangeboden met vermelding van de aantallen tuinen per complex. De heer BECKERS: Dat is mij bekend, maar ik vraag dit omdat ik van mening ben dat er op dit gebied in de toekomst meer behoefte zal zijn. De normensystemen die bij bestemmingsplannen worden ge hanteerd zullen dan niet meer toereikend zijn om aan de toegenomen vraag te voldoen. De normen zijn namelijk op vroegere situaties ge baseerd, terwijl zich op het gebied van volkstuinen vrij veel verandering voordoet. Met het oog daarop zou ik nogmaals het verzoek willen doen een overzicht van de vraag en de capaciteit op papier te zetten. Daar bij zou ook moeten kunnen worden gedacht aan wijziging van bestemmings plannen ten behoeve van de aanleg van volkstuinen. Misschien zou de wethouder kunnen toezeggen dat er een dergelijk overzicht zal worden gegeven. De heer TEN WOLDE: Ik neem aan dat de wethouder mij met betrekking tot het afwegen van voor- en nadelen verkeerd heeft begrepen, In eerste termijn neb ik het volgende betoogd: als men aan het laatste verzoek van het comité zou voldoen, zou men met betrek king tot een ander deel van de woningen, namelijk aan de Wildenborg- straat, tot hetzelfde nadeel komen. Uitgangspunt voor de beoordeling is voor ons wel degelijk het bestemmingsplan geweest. In dat verband is het naar mijn mening alleen maar toe te juichen dat de wethouder erin is geslaagd een compromisoplossing te vinden die door beide partijen is geaccepteerd. Ik ben in dezen dan ook niet zo pessimistisch als de heer Beckers, die verwacht dat er in de toekomst conflictsituaties zullen ontstaan. Gezien de manier waarop het comité deze kwestie heeft behandeld ben ik te dien aanzien bepaald niet negatief gestemd. De heer DREEF: In het voorstel staat dat de ingebruikgeving van het terrein aan de Gildelaan met ingang van 1 oktober j. 1. is be ëindigd. Nu zijn sommige amateurtuinders geen lid van de vereniging en ik ben weliswaar van mening dat zij ook lid zouden moeten worden, maar dat is een andere kwestie. Het betreft hier echter een aantal perso neelsleden van Enka Glanzstoff en ik vraag mij af hoe zij, aangezien zij geen lid van de vereniging zijn, bericht zullen ontvangen aat zij moeten vertrekken en met het oog op het voorjaar nieuwe voorzieningen moeten treffen. De heer SUURMEIJER: Wellicht heeft het het college verwonderd dat ik tot nu toe geen opmerkingen heb gemaakt, maar ik heb de laatste tijd zó veel over volkstuinen moeten spreken, dat ik nu prefereer de erover te zwijgen. Wethouder VAN DUN: Dat voorrecht voor de heer Suurmeijer is mij kennelijk niet beschoren! In antwoord op de vraag van de heer Dreef het volgende. Tij dens mijn laatste gesprek met de directie van Enka Glanzstoff is mij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 1228