1230
18 DECEMBER 1975
de Bredase Amateurtuinders gevoerd en uit de lijst van mensen die nog
niet kunnen worden geholpen kan men een raming van de vraag aflei
den. Thans staat ons een oplossing voor ogen en wij hebben ons aan
beide kanten sterk gemaakt om deze te realiseren. Door deze oplossing
kan de vraag bij de Bredase Amateurtuinders, inclusief de compensatie-
gronden, tot nul worden gereduceerd.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna overeenkomstig het
voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
De VOORZITTER: Ik schors de vergadering voor één kwartier.
SCHORSING.
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering.
19. bijlage nr. 404.
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET
BESCHIKBAARSTELLEN VAN EEN KREDIET VOOR DE UIT
VOERING VAN DE EERSTE FASE VAN DE NIEUWBOUW VOOR
DE SOCIALE DIENST EN DE AFDELING BEVOLKING VAN DE
SECRETARIE. (vD)
De heer VAN BANNING: Ik zou over drie onderwerpen iets wil
len zeggen: het uiterlijk aspect komt allereerst aan de orde, vervolgens
zou ik een stukje willen gaan fietsen en tot slot wil ik op het belang
rijke punt van de werkgelegenheid ingaan.
Het uiterlijk aspect was bij een eerder schetsontwerp iets
anders en naar mijn visie aantrekkelijker dan volgens het laatste ont
werp. Ik heb dus niet de indruk gekregen dat de aangebrachte wijzigin
gen alle tot een verbetering van het uiterlijk aspect hebben geleid.
Overigens heb ik kennis genomen van de brief van 7 oktober 1975, waar
uit ik kan concluderen dat de rijksdienst voor de monumentenzorg van
mening is dat de plannen die door de architect op papier zijn gezet
zeker een positieve uitwerking hebben gehad; men is tegemoetgekomen
aan de bezwaren die aanvankelijk werden geuit. Voorts stelt de rijks
dienst vast dat er nog vele vragen onbeantwoord zijn gebleven, die even
wel nog wel een nadere uitwerking in de plannen zullen vinden, terwijl
met de algemene opzet kan worden ingestemd. Zo ziet men: het lezen
van tekeningen is een kunst en ik geloof dat men met enige fantasie
behept moet zijn om een duidelijker voorstelling van zaken te krijgen.
Tot slot concludeer ik dat smaken kunnen verschillen. Ik heb er ver
trouwen in dat in de voortdurende samenwerking en dankzij de toetsing
aan de deskundige opvattingen van de dienst voor de monumtenzorg
een waardig en functioneel bruikbaar gebouw tot stand zal komen.
Zojuist heb ik gezegd dat ik een stukje wilde gaan fietsen,
maar hoewel ik dat wel zou willen doen, zal ik het maar niet in let
terlijke zin opvatten. In de commissie ad hoe heb ik voor de inrichting
van een fietsenkelder gepleit. Ik heb begrip voor de overwegingen op
grond waarvan het college meent daartoe niet te moeten overgaan,
maar ik zou ervoor willen waken dat in de achter het gebouw liggende
passage een bijzonder wanordelijke situatie ontstaat doordat iedereen