18 DECEMBER 1975
1233
zig is en die met minder kosten kan worden ingericht dan een fietsen-
kelder in het gebouw zelf. Wij streven immers naar zo goedkoop moge
lijke bouw met behoud van de kwaliteit. De heer Van Banning heeft
naar ik meen uiteindelijk aandacht gevraagd jïoor de fietsen van bezoe
kers van het gebouw en andere bezoekers van de binnenstad, die zijns
inziens niet lukraak om het gebouw heen moeten worden gedrapeerd. De
door hem gevraagde toezegging doe ik graag; wij moeten over dit pro
bleem nog eens spreken en er aandacht aan besteden. Ik kan mededelen
dat er in verband met dit zeer belangrijke project een werkgroep buiten-
gebeuren zal worden geformeerd, die onder leiding zal staan van de
•architect en waaraan onder meer kunstenaars en vertegenwoordigers van
de diensten beplantingen en openbare werken zullen deelnemen. Deze
groep zal een plan voor het wandeldomeintje en het binnenplaatsje
achter de sociale dienst opstellen en tevens aandacht aan het fietsen-
probleem moeten besteden. Voorkomen moet worden dat de aanwezig
heid van fietsen het gebeuren wat het lopen betreft belemmert. Ik zeg
de heer Van Banning graag toe dat hier aandacht aan zal worden be
steed en dat het rapport van de werkgroep in de commissie ad hoe zal
worden behandeld, zodat hij zich er namens zijn fractie zelf mee bezig
kan houden.
Het derde belangrijke onderwerp dat de heer Van Banning aan
de orde heeft gesteld te dien aanzien ben ik het in grote lijnen met
hem eens is de werkgelegenheidssituatie, waarover hij om de mening
van het college heeft gevraagd. De reden waarom wij de laatste jaren
in het Westen van Brabant en speciaal in Breda D. A. C. W.-subsidies
hebben gekregen, is dat de landelijke overheid iets aan de werkgelegen-
heidsproblematiek wil doen en zich daarbij in het bijzonder op het lokale
karakter van die problematiek wil richten. In dit verband ben ik het
met de heer Van Banning eens dat de subsidie dan ook de werkgelegen
heidssituatie in het Westbrabantse ten goede moet komen. Met het oog
daarop hebben wij ook bij de verbouwing van de secretariepanden in de
Catharinastraat een onderhandse aanbesteding gehouden. Men versta
mij wel: er is^een sprake van een onderhandse aanbesteding in de
richting van een aannemer, maar van een uitnodiging aan zes lokale,
gewestelijke aannemers om in een sfeer van open begrotingen tot een
deugdelijke gunning te komen. Dit is altijd een punt geweest dat wij
in nauw overleg met het D. A.C. W. in Den Bosch hebben kunnen regelen.
Een soortgelijke regeling is in dit geval getroffen. Wij hadden vol
strekte overeenstemming met het hoofd van het D. A.C. W. en wij had
den een lijst van acht gewestelijke aannemers, maar ik moet eerlijk
vermelden dat ik op een gegeven ogenblik door de heer De Jong in
kennis ben gesteld van het feit dat hij opdracht van de minister per
soonlijk had om in den vervolge naar openbare aanbestedingen te stre
ven. In dat verband heb ik evenals de heer Van Banning een grote be
zorgdheid en vraag ik mij af of de werkgelegenheidsgelden dan nog
wel functioneren in het kader waarin zij zijn bedoeld. Wat is er name
lijk gebeurd? Wij hebben een openbare aanbesteding gehouden en er
hebben bijna veertig aannemers gereflecteerd en bestekken gekocht.
De noordelijkste is in Groningen gevestigd en de zuidelijkste in Belgie.
Gesteld echter dat het Belgische bedrijf voor het laagste bedrag zou
inschrijven, zou het onvertoonbaar zijn de D. A. C. W.-subsidie in
België terecht te laten komen. Internationaal gezien zou het een goede