123
17 FEBRUARI 1975
het bureau het op onderdelen niet met ons eens is, maar dat het in gro
te trekken en in het bijzonder in de publiekrechtelijke en privaatrechte
lijke sfeer instemt met de beslissingen van de raad en ik kan dan ook
vaststellen dat de beslissingen van deze raad juiste beslissingen zijn ge
weest. Ik geloof overigens dat juridisch geschoolde en wellicht op dit
terrein gespecialiseerde personen dit met nog veel meer klem zouden
kunnen adstrueren. Het is hier echter niet de plaats om daar nu over te
praten, maar ik heb stellig de indruk dat wij wijs en verstandig en bo
venal juist hebben gehandeld.
Ik heb kennis genomen van een artikel in "De Stem" van 7 febru
ari 1975 onder de kop "Breda wil tot het bittere einde strijden om prijs
zuiveringsinstallatie". Deze kop is naar mijn opvatting onjuist. Breda
wil strijden om de prijs, niet tot een bitter, maar tot een goed einde.
Als wij nu het verlies nemen betekent het een bitter einde en het be
tekent ook verlies van geloof in een eigen goede zaak. Bovendien zou
deze gang van zaken dodelijk zijn voor ieder initiatief van lokale over
heden, want het zou duidelijk de absolute afhankelijkheid van rijk en
andere overheidsorganen manifesteren.
Concluderend, ook na uitvoerige discussies in mijn fractie, kan
ik zeggen dat wij met uw voorstel kunnen instemmen. Wij hebben nu
geen bezwaar tegen overdracht, terwijl ook in het verleden steeds weer
duidelijk is gezegd dat overdracht aan een schap in de lijn der ver
wachtingen lag. Een aantal mensen heeft telkens weer gezegd dat daar
tegen in feite geen bezwaar bestaat. Ondanks alles hebben wij ook nu
geen bezwaar tegen overdracht van beheer, exploitatie en onderhoud
zoals het door het college wordt voorgesteld. Wij blijven echter van
mening verschillen over de prijs en over de wijze van betaling en die
twee kwesties willen wij voorgelegd zien aan de Kroon.
Ik heb bezwaar tegen ieder verder uitstel, want ieder verder uit
stel betekent een onoverkomelijk probleem omdat de gemeente Breda
niet meer zou kunnen invorderen en het waterschap dit niet kan doen
omdat het het feitelijk beheer niet heeft zodat er een enorme achter
stand zou ontstaan. Ik heb dit bezwaar ook omdat ieder uitstel van een
beslissing van de Kroon, die toch tijd zal kosten, een aanzienlijk ver
lies aan rente betekent.
Mijn fractie wil overdracht van exploitatie, onderhoud en beheer
op de voorwaarden die in het voorstel zijn vervat. Zij adviseert uw col
lege het geschil op de kortst mogelijke termijn voor te leggen aan de
Kroon.
De heer CRUL: De heer Van Banning heeft over de situatie waar
in Breda in 1968 verkeerde al uitvoerig gesproken en wij onderschrij
ven de beslissing die in 1968 is genomen zondei meer. Die beslissing
is op grond van een drietal argumenten genomen, waarvan de heer
Van Banning er al enkele heeft genoemd. Er ontbrak een bestuurlijk
lichaam waaraan de verantwoordelijkheid kon worden overgedragen,
de belastingheffing zou onbillijk zijn als die belasting alleen voor een
deel van Breda zou worden geheven en het laatste argument was dat
Breda in feite een premie verdiende omdat Breda in die tijd met alle
risico's van dien dé zaak heeft willen aanpakken. Hierover bestaat dus
geen verschil van mening.
Het gaat erom wat daarna is gebeurd en in mijn fractie heeft dat
belangrijk gespeeld. Na 1968 heeft de zaak eigenlijk stilgelegen omdat
er geen bestuurslichaam was. Onze beslissing ten aanzien van de fi
nanciële afwikkeling is door gedeputeerde staten aanvaard. In feite is