1240
18 DECEMBER 1975
soort arbitrage in óe regeling is opgenomen, heeft deze geen effect
op het gebruik door de sportverenigingen.
De eventuele gebruikmaking van de kantine schoot mij zo
juist zo maar te binnen. Ik weet niet of er in dezen mogelijkheden zijn,
maar daarover kan in ieder geval met de directie en het schoolbestuur
overleg worden gepleegd.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna overeenkomstig
het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
30. bijlage nr. 389.
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT
VOORLOPIGE VASTSTELLING VAN DE REKENINGEN VAN DE
TAKEN VAN DIENST EN DE BESTUURSCOMMISSIES,DE GE
MEENTELIJKE SPORTSTICHTING EN DE ALGEMENE DIENST,
OVER HET DIENSTJAAR 1973. (B)
31. bijlage nr. 400.
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT
WIJZIGING VAN DE DRANK- EN HORECA VERORDENING
BREDA 1973. (M)
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt
achtereenvolgens overeenkomstig deze voorstellen van burgemeester
en wethouders besloten.
32. bijlage nr. 401.
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT TOE
PASSING VAN ARTIKEL 18 DRANK- EN HORECA WET VOOR
DE WIJK GINNEKEN (WIJZIGING DRANK- EN HORECA VER
ORDENING BREDA 1973). (M)
De heer TAKS: Met dit voorstel wordt beoogd voor de eerste
maal in Ereda het verstrekken van alcoholhoudende drank volgens een
kwantitatieve maatstaf te beperken. Dat de raad bevoegd is bij het uit
vaardigen van een tapverbod een kwantitatieve maatstaf te hanteren
is, zoals in het voorstel wordt vermeld, komen vast te staan door het
Koninklijk Besluit van 5 april 1974 inzake een wijziging van de drank
en horecaverordening van de gemeente Vlieland. Naast Vlieland is er
op het ogenblik voor zover mij bekend nog slechts één gemeente waar
een kwantitatief tapverbod van kracht is, namelijk de gemeente Acht-
karspelen. Bij Koninklijk Besluit van 30 augustus 1974 werd een door
het bedrijfsschap horeca ingesteld beroep tegen de door g. s. verleende
goedkeuring op het door de raad van Achtkarspelen uitgevaardigd tap
verbod ongegrond verklaard.
In beide beroepszaken heeft de Kroon zich uitsluitend uitge
sproken over de wijze waarop de rechtszekerheid van de reeds ge
vestigde ondernemers moet worden gewaarborgd. Dit betekent dat er
nog geen enkele zekerheid bestaat over het standpunt dat de Kroon zal
innemen, wanneer bij een toekomstig beroep de vraag zou worden op
geworpen in welke mate bijzondere omstandigheden ae vaststelling van