125
17 FEBRUARI 1975
ken. Wij zien nog mogelijkheden als er duidelijkheid komt over de
beide punten die ik zojuist heb genoemd.
Wij vinden het bovendien noodzakelijk wat meer naar de toe
komst te kijken. Als de beslissing van de Kroon voor ons gunstig uit
valt is er natuurlijk geen vuiltje aan de lucht, maar als die beslissing
ongunstig uitvalt, verkeren wij in een moeilijke positie, vooral ook
omdat het prijsverschil steeds oploopt door de rente. Vanuit het colle
ge zou dan ook moeten worden aangegeven hoe de extra rentekosten
van het verschil kunnen worden opgevangen door middel van reserverin
gen. Het college zou naar onze mening bestudeerd moeten hebben hoe
de zaken moeten worden opgevangen als wij van de Kroon ongelijk
krijgen.
Het gaat ons nu om de afwikkeling van deze zaak waarbij wij
uitdrukkelijk van mening blijven dat de bouw van de installatie in
1968 een goede zaak is geweest. Wij staan daar nog steeds achter. Nu
willen wij informatie hebben op de vraag of er bij de exploitatie geen
beleidsfouten zijn gemaakt, omdat zulks in onze beoordeling belang
rijk is.
Wij hebben ons in de fractie maar zeer beperkt kunnen beraden
en misschien is aan het einde van de eerste instantie nog nader beraad
noodzakelijk.
De heer SUURMEIJER: Voor de commissievergadering had ik nog
al wat bedenkingen tegen de wijze waarop het college is gekomen tot
de huidige boekwaarde van de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Het is
ongebruikelijk dat op een functionerende installatie of onderdelen daar
van niet of slechts gedeeltelijk wordt afgeschreven. Ook het blijven
bijschrijven van bouwrente op gereedgekomen en functionerende onder
delen is niet normaal. Toen uit het antwoord op een door mij tijdens
de commissievergadering gestelde vraag bleek dat diverse onderdelen
voor het gereedkomen van het totale project beperkt in gebruik zijn ge
nomen, maar dat een werkelijke optimale benutting van de onderde
len eerst heeft kunnen plaatsvinden na het gereedkomen van het tota
le project, heb ik mijn zienswijze kunnen herzien.
Het pleit voor het college dat onze gemeente reeds in een zeer
vroeg stadium de zuivering van het afvalwater als één van haar hoog
ste prioriteiten heeft aangemerkt, waaraan zij andere prioriteiten on
dergeschikt heeft gemaakt. Bij gebrek aan financieringsmiddelen zijn
die andere prioriteiten wellicht pas in een later stadium uitgevoerd,
terwijl zij wellicht nog op realisering wachten.
Nu de provinciale overheid heeft besloten dat de waterzuivering
geen gemeentelijke taak is is naar mijn mening ook in het verleden de
zuivering van het afvalwater geen gemeentelijke taak geweest. Ik
vind het dan ook niet meer dan redelijk dat de gemeente de door haar
geïnvesteerde gelden inclusief de rente bij verkoop van de installatie
aan het waterschap krijgt gerestitueerd, zodat daarmee de door de ge
meente ten behoeve van de waterzuiveringsinstallatie uitgestelde pro
jecten kunnen worden verwezenlijkt» Wij dienen te bedenken dat bij
het niet doorberekenen van de rente over de geïnvesteerde gelden de
inwoners van Breda voor de rentederving zullen moeten opdraaien.
Voor de V. V. D. -fractie is dat een onverteerbare zaak. Het is verder
op korte termijn voor de gemeente Breda zeker niet mogelijk alsnog
een heffingsbevoegdheid te verkrijgen, als zulks Überhaupt al mogelijk
is, zodat opnieuw renteverliezen zullen optreden die door de Bredase
bevolking zullen moeten worden opgebracht.