152
13 MAART 1975
18, bijlage nr, 85
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT SUBSIDI
ERING VAN HET GESPECIALISEERD JEUGD EN VOLWASSENENWERK
BREDA E, O. VAN DE DR, JOH. KARD. DE JONG STICHTING EN
DE PROT. CHRISTELIJKE DIENST VOOR SOCIAAL PEDAGOGISCHE
ZORG.
De heer VAN DONGEN: Naar aanleiding van dit voorstel wil ik
twee opmerkingen maken, waaraan ook nog een vraag verbonden is.
Het is mogelijk gebleken dit voorstel in een constructief samenspel tus
sen commissie, ambtenaren en voorzitter op tafel te brengen. Er is een
moment sprake van geweest dat van de de subsidie van ruim 10.000, --
een bedrag van 7. 500, -- niet meer zou worden betaald, maar in
goed overleg is er voor dit jaar 10. 000, -- gevonden voor dit mis
schien wel belangrijkste werk van Breda, namelijk de zorg voor gehan
dicapten» Ervan uitgaande dat het volwaardig menszijn niet door intel
lectuele talenten of lichamelijke capaciteiten wordt bepaald maar ge
woon door het feit dat men mens is, hebben particulieren hier iets opge
bouwd dat van ontzaglijke betekenis is. Persoonlijk heb ik de eer de ont
wikkelingen op de voet te kunnen volgen en deze hebben werkelijk aan
een zijden draadje gehangen. Nu ligt hier een voorstel om het sanerings-
besluit op te schorten en voor 1975 nog 10. 000, -- subsidie te geven.
Als er per 1 januari 1976 geen duidelijk zicht op de verdere subsidie
mogelijkheden is gaat dit moeizaam opgebouwde werk voor deze "goe
de" kinderen verloren. Mijn vraag is dan ook of in goed overleg met het
bestuur tijdig kan worden achterhaald of de regering dit werk per 1 ja
nuari 1976 wil subsidiëren en zo ja, voor welk bedrag. Op dit moment
wordt voor de betrokken kinderen al minder kwaliteitswerk verricht om
dat wij niet meer geld hebben. Wij moeten dus tijdig weten welke mo
gelijkheden de regering per 1 januari 1976 biedt en wij moeten bezien
of dit voldoende is. Als dit niet het geval is wil ik u voorstellen ernstig
te overwegen de hoogste prioriteit aan dit werk te geven. Als er geen
subsidie komt moeten wij in goed overleg tijdig vaststellen of dit werk
tot welzijn van deze kinderen, die het zo hard nodig hebben, kan door
gaan.
De heer KOERTSHUIS: Ik onderschrijf de opmerkingen van de heer
Van Dongen en wil er nog even de nadruk op leggen dat het aspect van
de subsidiëring dit jaar door het college van meer nabij zal worden ge
volgd, zodat het niet mogelijk is dat men plotseling met een stopzet
ting van dit sociale werk wordt geconfronteerd.
De heer OOMEN: Wij zijn het er uiteraard geheel mee eens dat de
saneringsmaatregel voor deze groep niet doorgaat en wij zijn van me
ning dat dit werk in 1976 op welke manier dan ook moet worden voort
gezet, ofwel met rijkssubsidie ofwel met subsidie uit de gemeentepot.
In het laatste geval moeten natuurlijk verschillende prioriteiten tegen
elkaar worden afgewogen.
Wethouder SANDBERG: Alle sprekers hebben waarderende woorden
voor het preadvies uitgesproken. Ik zal die waarderende woorden gaar
ne overbrengen aan de heer De Raaff, die ik bij dezen vervang. Op de
vraag van de heer Van Dongen, wat er per 1 januari 1976 gebeurt, kun
nen wij op dit moment uiteraard nog geen antwoord geven. Naar mijn
mening moeten wij de problematiek daarvoor in twee delen splitsen.