15
16 JANUARI 1975
ten wij ons ervan bewust zijn dat wij niet al te optimistisch moeten
zijn over de financiële consequenties die de participatie van Breda in
"De Biesbosch" op den duur met zich mee zal brengen.
Begin december is het basisplan voor de openluchtrecreatie in con
cept en in herziene vorm verschenen, zodat er nu eindelijk eens een
plan ter tafel ligt waarin wordt aangegeven hoe de recreatie in "De
Biesbosch" zich in de toekomst zal ontwikkelen, met inachtneming
van de bescherming van het milieu en van het landschap. Een en an
der houdt in dat er van dit ogenblik af in een reeks van jaren projecten
in uitvoering zullen worden genomen, waarvan de kosten grotendeels
door het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk
zullen worden gedragen maar voor een ander zeer groot deel op de rug
van de gemeenten terecht zullen komen. Aan het gemeentelijk aandeel moet
Breda voor 10 bijdragen. Zowel bij de aanleg als bij de exploitatie
en het beheer van toekomstige recreatieprojecten rondom en in "De
Biesbosch" dienen wij dan ook rekening te houden met aanzienlijk
zwaardere lasten dan het bedrag dat thans op de begroting is opgeno
men.
Dit alles is misschien aanleiding om de verdeelsleutel --ik noem
de zojuist al het aandeel van 10 dat Breda heeft --op den duur ter
discussie te stellen. Toen Breda indertijd tot het recreatieschap toetrad,
had men daarvoor naar ik aanneem twee overwegingen. In de eerste
plaats wenste Breda mijns inziens terecht steun te geven aan het behoud
van een belangrijk natuurgebied. In de tweede plaats werd naar ik aan
neem gelet op de mogelijkheden die Bredase recreanten in dit gebied
hebben. Ten aanzien van dit laatste argument wijs ik erop dat wel
eens zou kunnen blijken dat Breda minder van "De Biesbosch" profiteert
dan destijds werd verwacht, hetgeen op zichzelf wellicht al een reden
kan zijn om de verdeelsleutel nog eens kritisch te bekijken. Voorts
zou men wellicht op grond hiervan eens moeten nagaan of er geen op
lossing in regionaal verband kan worden gevonden. Wij kunnen ons af
vragen of het nog wel zin heeft dat Breda als enige gemeente voor dit
deel participeert en of het niet gewenst is dat de regio zich hiermee
gaat bezighouden, te meer omdat vrij veel recreanten uit de regio
van dit natuurgebied gebruik maken zodat het ook voor de regio van
belang is dat het behouden blijft.
Antwoorden op deze vragen zijn uiteraard niet te geven, maar ik
wil op dit ogenblik de problemen signaleren om te voorkomen dat wij
later voor verrassingen komen te staan.
Wethouder VAN GRAAFEILAND: Dat er op dit ogenblik geen ho
sanna moet worden geroepen wanneer de financiële lasten die Breda in
het kader van deze gemeenschappelijke regeling mag verwachten in
het geding zijn, is duidelijk. Tot op heden is er nog niet veel gebeurd
dat veel geld heeft gekost, maar bij de uitvoering van het basisplan zal
ongetwijfeld een geheel andere situatie ontstaan. Evenals de heer
Beckers ben ik van mening dat -- niet naar aanleiding daarvan maar
in ieder geval -- zodra de gemeenschappelijke regeling dit toelaat de
verdeelsleutel ter discussie moet komen en dat in deze raad nauwkeu
rig moet worden bepaald of de lasten in absolute bedragen nog in rela
tie staan tot de verdere prioriteiten die wij in deze gemeente hebben.
Aan de andere kant ben ik van mening dat de omvang van de totale
lasten die uit het behoud van het milieu in "De Biesbosch" voortvloeien
naar alle waarschijnlijkheid voor alle gemeenten aanleiding zal zijn
om vraagtekens bij hun deelname te zetten. Dit alles zal ertoe moe-