161 13 MAART 1975 De heer OOMEN: Ik wil de heer Van Banning even de begrotingsbe handeling van het vorig jaar in herinnering roepen. Toen was op onze alternatieve begroting een speciale post uitgetrokken om extra mankracht, tijd en geld aan de realisatie hiervan te kunnen besteden. De heer VAN BANNING: Ik zit met het grote probleem dat de woorden niet altijd overeenstemmen met de daden. Ik herinner mij dat er het vorig jaar 2 °]o ruimte was gecreëerd en dat in diezelfde pe riode een sportclub met moeilijkheden kwam te zitten. De heer Crul en de zijnen waren toen nota bene de eersten die bereid waren een zeer aanzienlijk bedrag van die 2 zonder enige belangenafweging aan de club ter beschikking te stellen. Als ik dan kijk naar de metho diek die zij voorstellen om tot een betere afweging te komen, zie ik bepaald niet hoe wij in april c. q. mei al tot een andere en waarschijn lijk ook voorlopige budgetverdeling zouden kunnen komen, die beter is dan de huidige. De heer CRUL: De heer Van Banning doet het nu voorkomen alsof wij binnen een a twee maanden iets op tafel moeten brengen. Het ge meentelijk apparaat en de raad zijn echter al sinds 1968 of misschien zelfs sinds 1966 over deze kwestie aan het praten. Dit praten geschiedt gedurende de laatste jaren uitdrukkelijker, er zijn studies verricht en een en ander staat reeds op papier. Daar moet nu nog een slot aan wor den gemaakt; daartoe moet politieke bereidheid bestaan en als die er is, kan het. De heer VAN BANNING: Ik ben het volledig met de heer Crul eens dat die politieke bereidheid er zou moeten zijn, uiteraard ook van zijn kant. Wil men alle wensen behoorlijk op een rijtje zetten om daar weer een nieuwe keuze uit te maken, dan halen wij beslist het jaar 1975 niet en bevinden wij ons naar mijn opvatting een heel eind in 1976. Het is niet zo dat ik qua wensen niet zou willen meegaan met hetgeen de heer Crul etaleert, maar naar mijn opvatting zijn er op dit moment geen ieële mogelijkheden aanwezig om gestalte te geven aan de voor stellen die de heer Crul op tafel heeft gelegd. Ik herinner mij nog wat de wethouder van financiën destijds heeft gezegd, namelijk dat het een methode is waarmee wij moeten leren werken en die wij moeten leren beheersen. Het spel in de commissies zal daarbij van groot belang zijn. Ik vind ook dat de afweging van de belangen in de deelbudgetten een voornaam onderdeel is van dit gehele spel, In de verslaglegging zou nadrukkelijk tot uiting moeten komen welke wensen nog blijven be staan, zodat deze in de toekomst als reminder" kunnen worden opge nomen, Ook moeten wij ons afvragen of de visie van de verschillende commissies op een bepaalde prioriteitstelling moet worden gegeven of dat een bepaalde prioriteit enigszins moet worden afgezwakt. In het laatste geval zou duidelijk moeten worden aangegeven om welke reden dat gebeurt. Ik ben van mening dat een voortdurende controle moet plaatsvin den, dat er een uitstekende kredietbewaking moet zijn. Enige weken geleden heb ik in deze zaal aangetoond dat sommige dingen passeren zonder dat de raad er iets van merkt. Dergelijke dingen moeten worden voorkomen. Naai mijn opvatting heeft de saneringscommissie uitstekend werk verricht, hoewel ik het eindrapport met grote belangstelling tegemoet zie omdat ik meen dat er nog nadere afronding zou kunnen plaatsvin-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 161