163
13 MAART 1975
de P. v, d, A. leven, want wij praten op het ogenblik over een voorlo
pige budgetverdeling. De raadsleden en andere betrokkenen krijgen
nog alle gelegenheid om zich over de voorlopige voorstellen uit te
spreken en het zal geen enkele fractie worden belet om bij wijze van
spreken morgen te beginnen met het horen van wie zich maar wil la
ten horen.
De C. D. A.-fractie acht een jaarlijkse aanpassing van de belasting
tarieven nuttig, mede ter voorkoming van een schokeffect wanneer wij
na enige jaren plotseling met een bijstelling zouden moeten komen
die buiten de normale proporties valt. Ik kan u namens de C.D.A.-
-fractie zeggen dat zij gaarne met uw voorstel akkoord gaat. Over het
stuk dat de heer Crul heeft aangekondigd kan ik nog niets zeggen,
maar ik denk dat wij vanavond nog geen behoefte zullen gevoelen om
daarmee akkoord te gaan.
De VOORZITTER: Ik stel voor de behandeling van dit agendapunt
even te onderbreken om de heer Koertshuis gelegenheid te geven de
uitslag van de stemming over agendapunt 20 mede te delen.
20. bijlage nr. 87
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT BENOE
MING VAN EEN DRIETAL LEDEN VAN DE CULTURELE RAAD.
De heer KOERTSHUIS: Uitgebracht zijn 35 geldige stemmen, waar
van 35 op mevrouw E. Cantineau-Brouwers en 0 op H. van Luenen,
32 op L. van Well en 3 op P. Rijnen, 18 op W. ten Wolde en 17 op
H. Krijger.
De VOORZITTER: Ik meen te mogen constateren dat mevrouw
Cantineau-Brouwers en de heren Van Well en Ten Wolde met volstrek
te meerderheid van stemmen tot lid van de culturele raad zijn benoemd.
Ik dank het stembureau voor zijn werkzaamheden en ontbind het bij
dezen.
Voortzetting van de behandeling van:
31. bijlage nr. 98
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS INZAKE DE
BUDGETTAIRE CAPACITEIT OVER DE JAREN 1976 TOT EN MET
1979, DE METHODIEK VAN DE BUDGETVERDELING, ALSMEDE
OVER DE VOORLOPIGE BUDGETVERDELING VOOR HET JAAR 1976.
De VOORZITTER: Ik wil graag een begin maken met de beantwoor
ding in eerste termijn van de vragen, die over het zogenaamde integra
le beleidsplan zijn gesteld. De heer Crul heeft er volstrekt gelijk in
dat deze aangelegenheid vandaag niet voor de eerste maal aan de orde
is. Een soortgelijke opstelling is door uw raad ook bij de behandeling
van deze kwestie in het voorafgaande jaar gekozen en u zult zich on
getwijfeld herinneren dat het college bij gelegenheid van de begrotings
behandeling 1975 opmerkingen te alen aanzien heeft gemaakt. Het
geen ik bij deze gelegenheid wil zeggen is dan ook deels een herhaling
van hetgeen ook bij eerdere gelegenheden is gezegd. Dat is overigens
ook in ae commissies financiën en algemene zaken medegedeeld, waar
de heer Crul terecht op doelde. Ik meen mij te herinneren dat het vo
rig jaar van de kant van het college een illustratie is gegeven van de