166
13 MAART 1975
aangeeft, geeft aanleiding om te bezien welke prioriteiten binnen de
sectoren maar ook over de sectoren heen kunnen worden aangegeven.
De financiële basis daarvoor is heel duidelijk gelegd en ik meen dat
deze methode eerder een voorwaarde dan een belemmering is voor het
geen wij allemaal willen: een uitspraak over de vraag, waar wij met
de stad Breda naartoe willen. Wij moeten ons daarbij bovendien afvra
gen hoe wij dit bereiken en op welke wijze wij het benodigde geld be
schikbaar stellen. In het betoog van de heer Crul werd een beetje de
indruk gewekt dat er "niets nieuws onder de zon" zou zijn, maar ik
ben van mening dat er wél wat nieuws onder de zon is. Het is met de
ze aangelegenheid echter als met zovele kwesties: het totstandkomen
van nieuwe dingen moet niet ineens doch geleidelijk, doelbewust en
ge ideerd tot ontwikkeling worden gebracht.
De heer Crul heeft gezegd dat de desintegratie voortgaat en dat de
raad buiten spel staat. Daar verbist hij zich in want de raad is veel
meer bij de begroting betrokken dan in het verleden ooit het geval is
geweest. Ik wil daar van mijn kant een misschien wat merkwaardige
opmerking over maken aan het adres van de raad; de raad zal gedwon
gen worden er erg veel werk van te maken, er "in te duiken". De raad
moet zich ervan bewust zijn dat in de deelsectoren de vraag, waar wij
de prioriteit leggen, aan de orde is. Dit geldt ook voor het financieel
inzicht, want het is natuurlijk gemakkelijk te pleiten voor alle dingen
die wij wenselijk achten maar wij zullen ook moeten aangeven hoe
dit betaald moet worden. De heer Crul is van mening dat de desinte
gratie doorgaat, maar hoewel de kwestie van het integraal beleidsplan
enorm moeilijk is en nog niemand daar een antwoord op heeft kunnen
geven zullen bij de voorgestelde verdeling elk jaar over de budgetten
neen de accenten kunnen aangeven voor die sectoren, waarin wij be
paalde ontwikkelingen nodig achten. Ook daarbij zal de raad worden
betrokken en daarom ben ik van mening dat de situatie beter is dan
zij in het verleden was.
Ik moet u eerlijk zeggen dat ik nog nergens een totaal integraal
beleidsplan ben tegengekomen. Ik probeer bij te houden wat daarover
wordt geschreven c.i u weet dat er stapels papier over zijn verschenen,
waarmede tal van gemeenten hebben geworsteld. Aan het adres van
de heer Crul mag ik zeggen dat Breda in de loop der jaren als "voor
trekker" op dit terrein werd gesignaleerd, maar op dit moment moet
worden geconstateerd dat het nog nergens helemaal is gelukt. Ik wil
niet zeggen dat ik mij "in goed gezelschap" bevind, want dat zou
merkwaardig klinken, maar mij is bekend dat de Wetenschappelijke
Raad voor het Rijksbeleid ook studies over deze aangelegenheid maakt.
De voorzitter van diezelfde raad heeft in een studiebijeenkomst te Noord-
wijkerhout, waar ik een inleiding over de Bredase kwestie heb mogen
houden voor de jonge academici die bij het rijk werkzaam waren, te
kennen gegeven dat het rijk zich eigenlijk in dezelfde situatie bevindt
als wij en dat men daar bij wijze van spreken tot eenzelfde soort aan
pak is gel-omen. Men erkent dat het totaal integraal beleidsplan ook
voor het rijk op deze wijze niet te realiseren is en men is al blij wan
neer men een fundamentele onderbouw voor de opzet kan leveren.
Daarmee zijn wij op het ogenblik heel duidelijk bezig.
Het amendement wil ik voor het laatst bewaren omdat ik behalve
tot de heer Crul ook tot andere sprekers nog een enkele opmerking wil
richten. De heer Crul wekt de indruk dat de afwijzing van zijn voor
stel uitsluitend op een tijdsmotief zou zijn gebaseerd. Het ligt echter
iets anders; het voorstel heeft het college bereikt met een advies van