167
13 MAART 1975
de technische medewerkers van de afdeling financiën, die hebben ge
zegd dat het er qua tijd gewoon niet inzit. Wij hebben toen gezegd,
dat er dan verder niet over gepraat behoefde te worden, want als het
qua tijd al niet mogelijk is behoeven wij verder niet op de inhoud en
de beoordeling van de methode in te gaan. Ik geloof overigens dat ook
over de methode nog wel wat opmerkingen te maken zouden zijn, maar
ik wil die nu achterwege laten, ook al omdat ik van opvatting bea dat
een en ander qua tijd gewoon niet te realiseren is. Het is dus niet zo
dat het college, door niet over de methode van de heer Crul te praten,
de juistheid daarvan onderschrijft.
Aan het adres van de heer Suurmeijer wil ik twee opmerkingen
maken. De complimenten die aan het adres van de ambtenaren zijn
gemaakt zal ik hen gaarne overbrengen. De heer Suurmeijer heeft ge
zegd dat wij wat de belastingcapaciteit betreft van de 16 grootste ge
meenten op de 6e plaats zouden staan. In het overzicht dat ik tot mijn
beschikking heb zijn 14 gemeenten vermeld en daarvan staat Breda in
derdaad op de 6e plaats. Dit klinkt tenminste iets gunstiger.
De heer SUURMEIJER: De rij erachter is wel niet zo lang, maar
van bovenaf gezien blijven wij toch op de 6e plaats staan.
Wethouder BROEDERS: Die twee die erna komen zouden ook kop
lopers kunnen zijn. Ik heb er geen enkel bezwaar tegen de woorden
"concreet" op de pagina's 1 en 10 van het voorstel te schrappen, maar
in het besluit komt het woord niet meer voor en dat is het belangrijk
ste.
Aan het adres van de heer Van Banning heb ik in algemene zin al
het een en ander gezegd. Ik ben het met hem eens dat de kredietbewa
king een bijzonder belangrijk aspect is. Ook de presentatie, waardoor
de inzichtelijkheid kan worden bevorderd, behoeft aandacht en wij
hebben toegezegd te zullen bezien op welke wijze dit het beste kan
worden gerealiseerd. Op de methodiek en de afweging van oude en
nieuwe dingen behoef ik niet meer in te gaan. Wij hebben in de com
missie financiën toegezegd te zullen nagaan op welke wijze wij de in
1974 en 1975 ingebrachte nieuwe werken inzichtelijker zouden kunnen
presenteren. Die toezegging zullen wij gestand doen. De heer Van
Banning heeft terecht gezegd dat ook de rijksuitkeringen zijn verbeterd
en dat zij tot de gunstiger situatie van de gemeentelijke financiën heb
ben bijgedragen. Ik ben het ook met hem eens dat er, waar het over
zulke grote bedragen gaat, natuurlijk risico's aanwezig blijven, maar
ik ben ervan overtuigd dat de risico's in de huidige situatie kunnen
worden opgevangen, zij het af en toe niet zonder pijn. Overigens gaan
de heren Suurmeijer en Van Banning met het voorstel akkoord.
Ik kom bij het amendement van de heer Crul. De heer Van Ban
ning raadt mij aan dit het volgend jaar te behandelen, maar ik neem
aan dat dit niet de bedoeling van de heer Crul is. De notitie over de
globale financiële ruimte in 1976, die in april 1975 zou moeten wor
den behandeld, staat in het amendement centraal. Het zal de heer
Crul bekend zijn dat bepaalde leden van de commissie financiën daar
vrij gemakkelijk over denken in die zin, dat zij dit wel willen vast
stellen. Men kan de wettelijke verplichtingen, de kapitaalslasten, de
personeelskosten en nog enkele dingen vaststellen en zo kan men uitre
kenen wat men overhoudt. De voorzitter van die commissie heeft ech
ter altijd gezegd dat het niet zo eenvoudig ligt, dat het toch wel wat
moeilijker is dan hier wordt voorgesteld. De onbeihvloedbaarheid van