179
13 MAART 1975
de Haagse Beemden in handen van de Interdepartementale Werkgroep
Knelpunten Woningbouw, de I.W.K.W.die de minister uiteindelijk
adviseert of en in hoeverre hij "ja" dan wel "neen" tegen het plan moet
zeggen.
Daarnaast is er een andere lijn en in dat verband vraag ik uw aan
dacht voor de tweede alinea van de brief. Wat wil de minister? Hij
wil zijn beslissing wat steviger beargumenteerd kunnen nemen en leidt
daarvoor een bepaalde procedure in, In de brief staat onder meer dat
de R, P, D„de P, P. D„ en onze sociografische dienst dienen te verifi
ëren welke de toekomstige woningbehoefte is. De bedoeling van deze
zinsnede hebben wij heel duidelijk met de minister besproken. Het is
de bedoeling dat het aanwezige materiaal zal worden bekeken. Wij
van onze kant hebben toen gevraagd wat de minister nog meer wil.
Wij "barsten" in de rapporten en de gegevens, de stapels zijn bijna een
meter hoog en wij willen graag weten wat de minister bedoelt. Nu, er
wordt bedoeld dat het bestaande materiaal geverifieerd zal gaan wor
den, dus niet dat er nieuw materiaal moet worden verstrekt en dat er
andere dingen aan de orde komen. Er wordt geverifieerd en dat brengt
mij bij de volgende vraag: wie doet dat? Ook dat staat duidelijk in ae
brief en ook dat hebben wij met de minister besproken. Dat doet de
R. P. D„ de Rijks-Planologische Dienst die geen advies uitbrengt aan
de raad van Breda maar aan de minister van Volkshuisvesting en Ruim
telijke Ordening. De R. P. D„ zal zich in de verificatie-periode doen
vergezellen van de P. P. D. en de sociografische dienst. Wij hebben
heel duidelijk afgesproken - de secretaris-generaal van het departe
ment heeft er zelfs een opmerking over gemaakt -- dat alleen de
R. P. D„ verantwoordelijk is voor de advisering van de minister. Wij
hebben wel afgesproken dat eventueel afwijkende waarde-oordelen
van de P, P. D. en de sociografische dienst ook aan de minister zullen
worden overhandigd. Wat betekent dit ten aanzien van het initiatief
voorstel? Het betekent dat er geen werkgroep in opdracht van de be
stuurlijke commissie van Breda wordt geformeerd, want op verzoek van
de minister adviseert de R. P. D. in samenwerking met de P. P„ D. en
de sociografische dienst. Het tweede aspect van het initiatiefvoorstel
houdt in dat er aan de raad van Breda wordt gerapporteerd. Er wordt
niet aan de raad van Breda gerapporteerd, er wordt aan de minister ge
rapporteerd.
Bezien tegen deze achtergrond vinden de leden van het college dit
initiatiefvoorstel onaanvaardbaar.
De heer CRUL: Eerst wil ik in algemene zin ingaan op hetgeen de
heei Geene naai voren heeft gebracht. Hij heeft een aantal vragen aan
het college gesteld en de antwoorden op die vragen zijn gisteren ont
vangen. Wat de bestuurlijke kant betreft ligt er inderdaad nog een aan
tal vragen op tafel. De heer Geene heeft zich gericht op het niet ont
vangen door de heer Gruyters van een door ons verzonden brief maar
deze had toch een algemener karakter en daar doelt de heer Geene
waarschijnlijk ook op. Op 3 september is door de raad van Breda het
huidige college gekozen en wij hebben bij de verkiezing uitdrukkelijk
gesteld dat wij ons niet konden vinden in de start van dat college wat
betreft de beleidsuitgangspunten e. d. Nu presenteert het college zich
naai buiten als vertegenwoordiger van de raad. De heer Geene heeft
ezegd dat het college door de raad gekozen is en dat is inderdaad
ij meerderheid van stemmen het geval geweest, maar wij hebben al
verschillende malen gezegd dat wij een duidelijk afwijkend standpunt