17 16 JANUARI 1975 situatie wat moeilijker. Men kan natuurlijk op verschillende manieren proberen een norm te vinden voor het vaststellen van de bijdrage van de kant van de werkgever. In het voorstel hebben wij gekozen voor een regeling waarbij wij een bedrag op tafel leggen dat gelijk is aan het bedrag dat de werknemer bijdraagt. Het enige risico van deze re geling is dat de uitgaven op een gegeven ogenblik uit de pan zouden kunnen rijzen en met het oog daarop hebben wij de bedoelde beperking opgenomen. Ik voorzie voorshands niet dat de kosten inderdaad uit de pan zullen rijzen, in welk verband ik ter oriëntatie kan mededelen dat de gemiddelde bijdrage per ambtenaar op dit ogenblik 1, 40 per maand is. Aangezien het bedrag bij iedere personeelsvereniging ver schillend is, kunnen wij onze bijdrage niet op 1, 40 per ambtenaar per maand vaststellen. Wanneer wij met een trend gaan werken, brengen wij een soort automatisme aan. Bovendien moet men eerst nog weten welke trend men wil toepassen. Als de bijdrage het ene jaar 1, is, moet zij dan het jaar daarop 1, 08 zijn, terwijl men bijvoorbeeld zelf een bijdrage van 1.25 wenselijk acht? Nu wij hebben getracht een rege ling te treffen, moet mijns inziens deze regeling gedurende enkele ja ren worden beproefd. Mocht blijken dat de regeling niet goed functio neert, dan moeten wij niet schromen haar te verfijnen. Thans meen ik de raad te moeten voorstellen gedurende enkele jaren een proef te nemen met de door het college voorgestelde regeling. De heer EISSENS: Ik zou mij kunnen voorstellen dat de heer De Raaff zijn oordeel laat afhangen van de mening die de besturen van de personeelsverenigingen hebben. Wanneer zij geen moeite met de door mij genoemde passage hebben, vervallen mijn bezwaren uiteraard. In dien men echter eveneens van mening zou zijn dat het college in de ze bepaling enigszins vaag is, zou ik het op prijs stellen als daar reke ning mee zou worden gehouden. Wethouder DE RAAFF: Ik heb altijd een willig oor voor allerlei opmerkingen, maar ik kan mededelen dat mij tot op dit ogenblik nog geen suggestie in die richting heeft bereikt. De VOORZITTER: De conclusie kan zijn dat er geen wijziging in het voorstel wordt aangebracht, maar dat b. en w. toezeggen dat de regeling met ingang van ljanuari 1975 in werking zal treden. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 15. bijlage nr. 15 VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET VERLENEN VAN ONTSLAG OP EIGEN VERZOEK AAN DE HOOFD LEIDSTER VAN DE OPENBARE KLEUTERSCHOOL AAN DE OVER- AKKERSTRAAT 69. De VOORZITTER: U hebt gezien dat wordt voorgesteld het ontslag eervol te verlenen, onder dankzegging voor de goede diensten, aan de gemeente bewezen. De heer WELSCHEN: Ik stel het op prijs in deze raad te constate ren dat het voor Breda niet prettig is dat deze hoofdleidster verdwijnt,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 17