182 13 MAART 1975 delijk het accent op de verantwoordelijkheid van het stadsbestuur leg gen en wij willen de ambtelijke commissie niet als een afgeleide van ae commissie ad hoe maar als een afgeleide van de raad laten opere ren. De commissie ad hoc, die als zodanig zou worden ingesteld, heeft duidelijk een tussenfunctie tussen de raad en de ambtelijke commissie. De heer Ten Wolde heeft zijn opmerkingen in feite in dezelfde richting gemaakt. Hij ziet niet in dat een nadere inventarisatie of her oriëntatie nodig zou zijn. Hij vindt dat er voldoende is uitgewerkt en dat de verantwoordelijkheid voor de verdere gang van zaken bij het college ligt. Met een verwijzing naar mijn algemene opmerkingen over onze positie in de raad en naar de feitelijke afhandeling van de kwestie van de Haagse Beemden zou ik willen opmerken dat deze fa se nu ingaat. Die fase heeft duidelijk meer betekenis dan wethouder Van Dun er namens het college aan toekent. Het is meer dan alleen maar het opnieuw bezien van de studies, die tot nu toe door P. P. D. en sociografische dienst zijn gemaakt. Voor zover wij het hebben be grepen ziet het ministerie een ruimere achtergrond en dat blijkt in feite ook wel uit de brief, die de minister ons heeft gestuurd. Hij heeft de brief aan het college gericht, maar volgens de puDlikaties in de pers heeft hij een duidelijk andere bedoeling gehad dan die, welke wethouder Van Dun namens het college op tafel heeft gelegd. Anders zou het persbericht niet juist zijn. De minister heeft gesteld dat de gemeente het onderzoek in samenwerking met de R. P. D, en de P. P. D. zou gaan verrichten en dat is in strijd met hetgeen het college heeft gezegd, maar het is ook in strijd met hetgeen wij uit het onderhoud met de minister hebben opgemaakt. De brief zelf sluit dat ook niet uit, want daarin staat dat de R. P. D. samen met de P. P. D. en de so ciografische dienst van de gemeente het werk ter hand moet nemen. Er staat niet in onder wiens verantwoordelijkheid dit moet gebeuren, maar in het persbericht wordt dat uitdrukkelijk wél gesteld; tijdens ons bezoek aan "Den Haag' hebben wij geconstateerd dat de minister in dit onderzoek duidelijk een taak voor de gemeente zag. Wij zullen hier vanavond wel niet uitkomen, maar het is toch wel een belangrijk punt in de gehele discussie. Ook al zou het zo zijn dat de sociografi sche dienst het onderzoek alleen en onder verantwoordelijkheid van de R. P. D. zou moeten aanvangen of -- zoals wethouder Van Dun het noemt -- "de zaken nog eens zou moeten bezien", dan is het Wethouder VAN DUN: Ik heb niet over "bezien" maar over "veri fiëren" en over "het resultaat van de verficatie" gesproken; ik heb dit niet zelf bedacht doch de minister geciteerd. De heer CRUL: Ook al zou de sociografische dienst als enige amb telijke dienst de minister samen met de R. P. D. en de P. P. D. moeten adviseren, dan nog is de wijze van opstelling van de sociografische dienst ten opzichte van die studie een verantwoordelijkheid van de raad van Breda. Dat hebben wij ook met ons initiatiefvoorstel willen zeggen. Ten aanzien van een aantal punten hebben wij al vele malen nadere studie gevraagd en dat wensen wij nu via ons initiatiefvoorstel te bereiken. Ik wil nog enige toelichting geven op de taakstelling van de amb telijke werkgroep. De democratische ontwikkelingen op zich hebben veel cijfermateriaal opgeleverd, maar dit was toch niet voldoende om een stap, zoals wij die in ons voorstel hebben gepresenteerd, te kun-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 182