191
17 MAART 1975
wil ik nog eens onderstrepen dat dit voorstel geen partij-politieke oog
merken heeft, vandaar dat ik vanavond op een zakelijke discussie en
beoordeling hoop.
Het doel van dit voorstel is versnelling te brengen in een reeds ja
ren slepend proces. Er is wel iets gebeurd in het verleden; Achter de
Lange Stallen is al eens aan de gemeente aangeboden en met Defen
sie zijn gesprekken over de overdracht van militaire terreinen gevoerd,
maar dit gebeurde in een tempo dat niet in overeenstemming is met
de actuele problematiek van binnenstad, Haagse Beemden en herori
ëntatie van defensiezijde. Via dit onderzoek willen wij een inzicht in
en een zekerheid over de vraag, op welke termijn en in welke mate
militaire terreinen aan de gemeente kunnen worden overgedragen en
wat daarvan de consequenties voor de stad zijn, bereiken. Het is drin
gend gewenst dat deze vraag op korte termijn beantwoord wordt.
Wij zijn optimistisch over de opstelling van militaire zijde. Men
heeft in de krant kunnen lezen dat van defensiezijde wordt gepleit
voor een grotere integratie van het militaire in de maatschappij, het
geen ook ruimtelijk tot uiting zou kunnen komen. In het voorstel is
er al op gewezen dat veranderingen in het militaire ruimtegebruik po
sitieve gevolgen voor de gemeenschap kunnen hebben; ik denk met na
me aan het opheffen van de schietbaan in het Mastbos en ik heb mij
erover verbaasd dat de reactie daarop vanuit Breda zo lauw is geweest,
terwijl dit punt in het verleden juist nogal wat stof heeft doen opwaaien.
Ons optimisme ten aanzien van de bereidheid van Defensie om
terreinen over te dragen is mede gebaseerd op de Defensienota, waar
in een drietal uitgangspunten is opgenomen:
1. het afstoten van militaire terreinen in de binnenstad;
2. het voor zover mogelijk voor de recreatie ter beschikking stellen
van militaire terreinen;
3. een geleidelijke overheveling van de militaire accenten van het
zuiden naar het noorden van het land. Defensie denkt er dus over
bepaalde militaire onderdelen van het zuiden naar het noorden te ver
plaatsen. Dit is nog eens bevestigd in de discussie rond de Defensieno
ta en ook tijdens de begrotingsbehandeling. De staatssecretaris stelt
zich in dezen bijzonder positief op. Uit de woorden van Tweede Ka
merleden hebben wij begrepen dat de positieve opstelling ten aanzien
van reorganisatie van militaire terreinen in binnensteden heel speciaal
voor Breda geldt. Dat betekent dat wij nu met Defensie moeten gaan
praten over de mogelijkheden tot verwerving. Ook minister Gruyters
heeft zich tijdens een gesprek met de werkgroep "Een ander Breda" en
de fractie positief uitgelaten wat betreft het voeren van gesprekken
over de overdracht van militaire eigendommen, met name in het ka
der van de stadvernieuwingsproblematiek. Ik doe dan ook een zeer
dringend beroep op het college en de andere fracties in de raad om me
dewerking aan dit voorstel te verlenen, waardoor op korte en op lange
re termijn ontwikkelingen mogelijk worden die voor de stad van groot
belang kunnen zijn.
Tot slot nog enkele opmerkingen over de door ons voorgestelde
werkgroep. Allereerst de taak van deze werkgroep. Voordat er über
haupt gesproken kan worden -- ik denk dat dit een heel belangrijk
punt in de discussie wordt-- over de bestemming van de militaire ter
reinen moeten wij zekerheid hebben over de vraag, of wij daarover
de beschikking kunnen krijgen. Anders wordt het net zoiets als het ko
pen van een trouwring terwijl men nog niet over een vrouw beschikt,
of n ander voorbeeld te gebruiken dat wellicht meer in het poli-