17 MAART 1975
198
inderdaad te vergelijken met het kopen van een trouwring zonder in
het bezit van een huwbare vrouw te zijn. Het is dan ook niet de bedoe
ling -- dat heeft de heer Ten Wolde kennelijk verkeerd begrepen --
de gehele kwestie van de militaire terreinen op 1 mei 1975 --in het
voorstel staat trouwens 1 september -- af te ronden, maar wij willen
dan althans een begin maken met het overleg tussen de vier betrokken
partijen die uiteindelijk toch voor een oplossing van de financiële as
pecten zullen moeten zorgen: Defensie, de gemeente Breda, Domei
nen en Volkshuisvesting. Met name deze laatste partij is van belang.
Wethouder Van Dun heeft over zijn contacten met de heer Stemer-
dink gesproken, maar niet over zijn contacten met de heer Schaefer.
Misschien hebben die geen betrekking op deze materie gehad, maar
in een volgende instantie zou ik toch gaarne van de heer Van Dun ver
nemen of ook in zijn gesprekken met de heer Schaefer is afgetast in
hoeverre Volkshuisvesting bereid is een bijdrage te leveren.
Dan het punt van de gebruikswaarde. In het voorstel is dit wat
"zachter" geformuleerd dan de heer Geene dat heeft gedaan. Er staat
dat "wij moeten kijken of het mogelijk is om.waarbij wij een
duidelijke voorkeur voor de gebruikswaarde hebben, maar ook dat zal
tijdens het gesprek van de vier partijen moeten worden bezien. De
heer Geene heeft ook gezegd dat Defensie de terreinen wel zelf kan
gaan bebouwen. De kern van de zaak is, dat wij, hoe wij ook over
Defensie denken en hoe groot de "claim" van Defensie op de ruimte
van Breda ook wordt, ervan uit moeten gaan dat Defensie in principe
niet langer in de binnenstad.thuishoort, althans niet in die mate als
op dit moment het geval is. Als wij de binnenstad een functie voor
een nieuwe structuur van Breda willen geven, dan zal die binnenstad
een gemeenschapsfunctie moeten hebben en dan zullen de militaire
terreinen en complexen zoveel mogelijk in die gemeenschapsfunctie
moeten worden ingepast. Dat sluit niet uit dat elders in de gemeente
en misschien zelfs ook nog in de binnenstad militaire activiteiten kun
nen worden gehandhaafd, maar het ruimtebeslag van Defensie zal min
der groot moeten worden en naar ik heb begrepen zal dit inderdaad het
geval kunnen zijn, want de berichten van de zijde van de staatssecre
taris verschillen enigszins van de berichten, die wij van de zijde van
een aantal Tweede-Kamerleden hebben ontvangen. Ook daarop kom
ik straks nog even terug.
De VOORZITTER: U moet straks niet overal op terugkomen!
De heer BECKERS: Vervolgens wil ik nog even op de opstelling
van Defensie ingaan. Ik begrijp dat het onderhandelen van Breda met
Defensie achter gesloten deuren wat intensiever heeft plaatsgevonden
dan tot dusverre is verondersteld. Er zit wel iets in dat wij het college
een laks optreden verwijten, want wanneer in 1968 de Lange Stallen
aan het college zijn aangeboden terwijl ér in 1975 nog steeds niets de
finitiefs overbekend is zou het best eens kunnen zijn dat wij een aan
tal mogelijkheden op dat terrein voorlopig hebben laten liggen. Het
zou best kunnen zijn dat de discussie over de herhuisvesting van ge
meentelijke diensten bij het beschikken over de "Klooster"-kazerne
in een heel ander licht zou hebben plaatsgevonden dan het geval was
toen wij met de vorige raad over de Catharinastraat spraken. Het lijkt
mij niet uitgesloten dat de "Klooster"-kazerne een uitstekend complex
voor een toekomstig stadhuis zou kunnen zijn. Dit zijn veronderstel-