17 MAART 1975
200
De heer DEES: Waar hebben zij die informatie ingewonnen en wat
was de concrete inhoud van die informatie? Ik stel het op prijs dat te
vernemen.
De heer BECKERS: Ik zou de heer Dees willen verwijzen naar de
notulen, die van de discussie rond de Defensienota zijn gemaakt en die
hij ongetwijfeld in zijn bezit heeft.
De heer DEES: Daarin wordt Breda niet genoemd!
De heer BECKERS: Vervolgens kan ik verwijzen naar het verslag
van de Defensie-begrotingsbehandeling, die enkele weken geleden
heeft plaatsgevonden.
De heer DEES: Daar staat Breda niet in, daarin wordt in het alge
meen over militaire terreinen gesproken. Mijn conclusie kan duidelijk
zijn: ik meen dat de linkse partijen meer contacten met de minister
zonder achterban dan met de staatssecretaris met achterban hebben.
De heer BECKERS: Dat laatste heb ik niet goed gehoord of niet
goed begrepen, maar het punt is dat de betrokken Kamerleden, toen
in de Defensienota-discussie en in de begrotingsdiscussie de positieve
houding van de staatssecretaris naar voren kwam, deze om wat meer
detail-informatie hebben gevraagd en die ook hebben gekregen. Dat
de genoemde positieve houding inderdaad aanwezig is blijkt ook uit
het telefoongesprek, dat de heer Van Dun vanochtend met staatssecre
taris Stemeraink heeft gevoerd. Het verschil is dat Defensie een be
paalde onderhandelingstaktiek voert -- dat is Defensiemensen natuur
lijk wel toevertrouwd -- en niet meteen staat te juichen wanneer Bre
da militaire terreinen wil overnemen of kopen. Daarom moeten wij
ook voorzichtig zijn met het aanhalen van uitspraken uit het verleden.
Defensie zal aanvankelijk waarschijnlijk zeer terughoudend opereren
en uiteraard afwachten met welke voorwaarden, eisen en mogelijkhe
den Breda op tafel komt. Wel, die zijn er nu wat de bestemming be
treft. Uit de positieve houding van de staatssecretaris destilleer ik ech
ter wel de bereidheid van Defensie om althans getemporiseerd en in
fasen over de zakelijke overdracht van de terreinen te gaan praten.
De heer GEENE: Ter geruststelling van de heer Beckers kan ik zeg
gen dat ik uit de oorlog een heilig ontzag voor het Defensie-apparaat
heb overgehouden, maar dat behoeft helemaal niet te betekenen dat
ik een vredesleger, zoals wij dat hier hebben, vrees. Ik geloof dat
het ook niets met het voorliggende voorstel te maken heeft.
Ik ben het niet met hem eens dat het hier geen partijpolitiek zou
betreffen, want er wordt op zijn minst een groot wantrouwen tegenover
dit college tentoongespreid. Ik heb vanavond al gezegd dat ik toch wat
meer vertrouwen in dit college heb en de heer Beckers is "flink om de
oren geslagen" door de informatie, die de wethouder vanavond heeft
verstrekt. Ik had ook niet anders verwacht. Wij zitten niet te slapen
en als wij geen vertrouwen in het college hebben zijn wij ook niet te
beroerd om ons kritisch op te stellen.
De heer BECKERS: Wat dat "om de oren slaan" betreft heb ik zo
even gezegd dat wij bijzonder blij zijn met de informatie, waar wij
al zo lang om hadden gevraagd.