204 17 MAART 1975 mij wantrouwen ten opzichte van het college heeft verweten. Ik ge loof niet dat dit wantrouwen vanuit onze politieke visie misplaatst is. Ik blijf erbij dat het handelen van het college in het verleden zeer traag is geweest en achter is gebleven bij een aantal andere dingen, die zich in de binnenstad hebben afgespeeld. Het gaat er ook niet om nu een ad hoc-beslissing ten aanzien van de bestemming van de terrei nen te nemen, want ik heb al verschillende malen gezegd dat de dis cussie te dien aanzien nog in de raad moet worden doorgevoerd. Het gaat om de vraag of wij de betreffende gebieden kunnen verwerven, op welke termijn en voor welke prijs. Daarbij speelt ook de vraag een rol, op welke manier het Ministerie van Volkshuisvesting kan bijsprin gen. Dat is de kern van de taak van de werkgroep en ik blijf bij mijn standpunt dat dit niet door de huidige ambtelijke werkgroep is onder zocht, zodat het ook niet bekend zal zijn op het moment dat wij een beslissing over de binnenstad zullen moeten nemen, namelijk op 22 september. Ik houd vol dat wij dan over een binnenstad gaan praten waaraan 30 van de ruimte ontbreekt.omdat wij daarover in financi ële zin niets zinnigs kunnen zeggen. De heer Geene zegt geen behoef te aan ons initiatiefvoorstel te hebben en dat beschouw ik als een par tij-politieke uitspraak. De heer Ten Wolde heeft mij nog eens uitdrukkelijk gevraagd waarom de inventarisatie niet door burgemeester en wethouders kan worden verricht en waarom deze zo snel moet worden gerealiseerd. Dit laatste heeft natuurlijk te maken met het feit, dat wij een aantal belangrijke beslissingen gaan nemen -- Haagse Beemden, binnenstad -- en het feit, dat Defensie plannen schijnt te hebben waarop Breda ac tief moet kunnen inspelen en die wij niet passief over ons heen mogen laten gaan. Waarom kan de inventarisatie niet door burgemeester en wethouders worden verricht? Omdat het geen aangelegenheid is voor burgemeester en wethouders alleen; er komt een aantal andere, hoge re overheden aan te pas die door Breda niet gedwongen kunnen worden en waarvoor nu juist het overleg is bedoeld. Het gaat dus -- nogmaals - niet zozeer om de inventarisatie van de bestemmingen, het gaat om het op een rijtje zetten van de financiële consequenties van het voor genomen beleid. De heer Van Dun heeft drie mogelijkheden genoemd ten aanzien van de communicatie tussen de staatssecretaris en zijn ambtenaren. Ik denk dat er nog wel andere mogelijkheden zijn, ook hier ten stad- huize. Het zou ook best kunnen zijn dat Defensie vanuit een sterke onderhandelingspositie niet het achterste van zijn tong wil laten zien en zich enigszins gereserveerd opstelt. Wellicht ook laat Defensie zich tegenover Kamerleden wat milder uit. De heer Van Dun heeft ons erop gewezen dat staatssecretaris Ste- merdink vanmiddag per telefoon heeft bevestigd dat de "Chassé"-ka- zerne voor Breda verkrijgbaar is, mits er gelden voor alternatieven be schikbaar komen. Dat bevestigt onze opvatting dat wij daarvoor moe ten aankloppen -- zoals de heer Van Dun dat voor andere dingen heeft gedaan -- bij het Ministerie van Ruimtelijke Ordening en Volkshuis vesting en dat wij met de dienst der Domeinen moeten gaan praten. Wethouder VAN DUN: Excuseer mijn interruptie, maar ook hier dreigt weer een misverstand. Het gaat er niet om dat wij gelden van elders krijgen maar dat staatssecretaris Stemerdink voor zijn objecten gelden van andere budgetten krijgt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 204