17 MAART 1975
212
die zij voor het naar voren brengen van hun opvattingen nodig hebben.
Wij vinden dat wij daar in de discussie niet de ruimte voor krijgen en
wij zijn van opvatting dat u als voorzitter van de raad, als het orde
voorstel wordt aangenomen, het onderhavige voorstel op basis van het
reglement van orde opnieuw op de agenda zou kunnen plaatsen. Wij
vragen daar dan ook uitdrukkelijk om.
De heer GEENE: Dat vind ik chantage!
De heer BRUMMELKAMP: Ik vind het een bijzonder gevaarlijke
aangelegenheid en ik denk dat de andere fracties zich op een hellend
vlak gaan begeven als zij het betreffende artikel van het reglement
van orde op deze wijze gaan gebruiken om het recht van initiatief, dat
in dit geval door de minderheid wordt gebruikt, te frustreren.
De VOORZITTER: Een enkel woord aan het adres van de heer Crul.
Ik ben er mij niet van bewust -- en ik geloof ook niet dat hij dit seri
eus kan menen -- dat de heer Crul in deze discussie niet de gelegen
heid heeft gehad om te zeggen wat hij had willen zeggen. Ik leg dit
dan ook volstrekt naast mij neer. De heer Welschen heeft een reeks op
merkingen van zeer algemene aard gemaakt, waartegen ik helemaal
geen bezwaar heb gemaakt. Zijn fundamentele bezwaren, zijn opmer
kingen over de 6 of 7 van de voorstellen die door u niet geaccepteerd
zouden zijn -- ik heb dat niet kunnen narekenen -- konden hier ge
woon op tafel komen. Tenslotte heb ik de opmerkingen, die de heer
Brummelkamp over het reglement van orde heeft gemaakt, nimmer
onderbroken en ik begrijp dan ook niet hoe de heer Crul erbij komt dat
hier onvoldoende recht zou zijn gedaan aan degenen, die in de minder
heid zijn. Naar mijn mening heeft de heer Crul volstrekt ten onrechte
gezegd dat deze minderheid door de houding van college of voorzitter
onvoldoende aan haar trekken heeft kunnen komen. Ik leg deze opmer
king dan ook -- nogmaals -- gewoon naast mij neer.
De heer CRUL: Dat heb ik niet gezegd. Ik heb gevraagd of u het
met onze fractie eens bent dat u in uw positie van voorzitter van de
raad ook de minderheid in de raad de ruimte moet geven, die zij no
dig heeft om haar opvattingen te presenteren. U zegt dat u dat inder
daad doet en dat is een constatering, maar ik heb niet gezegd dat wij
in deze discussie niet de nodige ruimte hebben gekregen.
De VOORZITTER: Dan is het mij ontgaan. Ik had begrepen dat u
van mening was onvoldoende ruimte te hebben gekregen, maar dat is
dan een verkeerde interpretatie. Ik kan ook niet toezeggen dat het
voorstel op mijn initiatief opnieuw op de agenda zal komen, want dat
gaat mij in deze discussie bepaald te ver. Bovendien geeft deze dis
cussie mij daar geen aanleiding toe.
Daartoe geroepen door het reglement van orde stel ik u voor een
beslissing over het nu voldoende behandelde ordevoorstel te nemen.
Hierna wordt het ordevoorstel van de heer Geene in stemming ge
bracht en met 23 tegen 14 stemmen aangenomen.
VOOR stemmen: de heren Broeders, Kramer, mevrouw Van Rooij-