214
17 MAART 1975
mede voldoet u aan de wens van het stadsgewestbestuur, om te komen
tot een eensluidend standpunt in het stadsgewest Breda. Helaas is ge
bleken dat geheel West-Brabant niet tot een grotere eensluidendheid
kan komen, de gewestraad van het streekgewest Westelijk Noord-Bra
bant heeft zich op 20 januari 1975 nagenoeg eenstemmig uitgesproken
voor het aanvaarden van de door de minister voorgestelde tweedeling
van West-Brabant. Deze gewestraad heeft ook niet willen ingaan op
uw initiatief om toe te treden tot de speciale West-Brabantse commis
sie voor de gewestelijke problematiek. Wij betreuren dat. Daar staat
gelukkig iets tegenover, namelijk de reactie van de gewestraad van
het streekgewest Land van Heusden en Altena die zich op 4 maart j. 1.
voor aansluiting bij het stadsgewest Breda heeft uitgesproken. De reac
ties van Etten-Leur en Oosterhout op de structuurschets zijn nog niet
bekend. Om verschillende redenen onderschrijven wij de inhoud en de
samenvatting van de nota van het stadsgewest Breda. Terecht bepleit
deze nota een groot gewest West-Brabant met een argumentatie, die
grotendeels is ontleend aan uitgangspunten van ruimtelijk beleid en
vooral aan het streekplan West-Brabant. Ook de uitvoering van dat
streekplan vraagt eigenlijk één bestuurlijke visie. Thans wordt onder
zocht of het streekplan misschien aan herziening toe is en ook dat on
derzoek vraagt in feite om één gemeenschappelijk West-Brabants ant
woord. Wat er zonder gemeenschappelijkheid in visie en beleid gebeurt
wordt duidelijk geïllustreerd door de interimnota "Externe functiebepa
ling van de binnenstad", die geen datum draagt en dus blijvend actu
eel is. Deze interimnota geeft een goed overzicht van de wijze waarop
andere instanties buiten ons gebied wel zullen uitmaken hoe West-Bra
bant moet worden ontwikkeld en waar de overloop van de Randstad
moet worden opgevangen. Ik doel met name op de nota "Ruimtelijke
Structuren voor Zuid-Holland" en op de schets "Ruimtelijke Structuur
van Rijnmond" alsmede op het plan "2000+". Ieder rapport geeft weer
andere ontwikkelingsassen en zwaartepunten voor West-Brabant aan,
maar mogen wij alstublieft zelf de inrichting van ons gebied bepalen?
Of moeten wij op onze beurt uitspraken doen over de ruimtelijke ont
wikkeling van het zuidelijk deel van de Randstad? Hoe dan ook, onze
uitspraken over ons eigen gebied zullen zeker aan kracht winnen naar
mate het gebied, waarop die uitspraken betrekking hebben, groter is.
Dat gebied zou West-Brabant in zijn totaliteit moeten omvatten. De
vraagstukken, die op West-Brabants niveau thuishoren, zijn in de nota
van het stadsgewest opgesomd. Het zijn de werkgelegenheid en de ar
beidsmarkt, de industrievestiging, de milieuverontreiniging, de ver-
keers- en vervoersinfrastructuur en de ontwikkelingen in het distributie
patroon. In termen van concrete projecten vragen Reimerswaal en de
tweede Nationale Luchthaven de aandacht. De uiteindelijke besluit
vorming daarover komt op nationaal niveau tot stand; vast staat dat de
grote onzekerheid over de realisering daarvan de verdere ontwikkeling
van West-Brabant duidelijk frustreert. Het lijkt er sterk op dat de be
sluiteloosheid van de regering inmiddels tot hoogste wijsheid is gepror
moveerd. Vooral de gedachte, dat Reimerswaal wordt ontwikkeld, heeft
bij de vormgeving van de structuurschets en bij de tweedeling van
West-Brabant een belangrijke rol gespeeld. Het is kennelijk vrijwel het
enige motief dat de instelling van een apart gewest voor Bergen op
Zoom en Roosendaal rechtvaardigt. Wanneer binnenkort onverhoopt
mocht blijken dat Reimerswaal niet "uit de grond komt" is dat gewest,
althans volgens de structuurschets, op drijfzand gebouwd. Dichter bij
huis blijvend achten ook wij de indeling van Etten-Leur en Oosterhout