221
17 MAART 1975
correctie hierop is niet gekomen. Mijn vraag is: willen de vertegenwoor
digers van Breda in het gewest bevorderen dat bekend wordt gemaakt
dat alsnog advies door de aangesloten gemeenten kan worden uitge
bracht
De heer CRUL: De federatie van fracties van Partij van de Arbeid
en P. P. R. heeft de vragen van de heer Geene ex artikel 40 van het re
glement van orde d. d. 27 januari 1975, het antwoord van het college
en de discussies in de raadsvergaderingen van donderdag 13 maart j. 1.
en van vandaag als opmerkelijk ervaren. Teneinde meer helderheid in
deze belangrijke kwestie te verkrijgen verzoeken wij het college, me
de als representant van de fracties van C. D. A. en V. V. D.om ant
woord op de volgende vragen:
1. Op welke wijze worden van de visie van het college afwijkende
standpunten van de federatie van fracties van P. v. d.A. en
P. P. R. verwoord? Wij denken hierbij aan de volgende gevallen:
- de voorstellen aan de raad;
- de vertegenwoordigende rol namens de gehele raad jegens de
burgerij van Breda;
- de vertegenwoordigende rol namens de gehele raad in de overi
ge activiteiten van het college.
2. Op de vragen ex artikel 40 van het reglement van orde van de
heer Geene d. d. 27 januari 1975 worden op essentiële punten
door het college antwoorden gegeven die voor meer dan één
uitleg vatbaar zijn. Deze komen op de volgende vragen neer:
a. welke normen legt het college aan om de relatie met de frac
ties in de raad te kwalificeren?
b. Is het mogelijk dat het college in een later stadium zijn oordeel
over het in gevaar brengen van de Bredase belangen uitspreekt?
Indien dit het geval is: welke criteria zal het college daarvoor
hanteren
c. Op grond van welke in het verleden geformuleerde afspraken
en op grond van welke overwegingen is het college van oordeel
dat met het gebruik van initiatief-voorstellen zuinig moet wor
den omgesprongen?
d. Op welke wijze zorgt de voorzitter van de raad ervoor dat de
leden van de raad de bij hen levende opvattingen in het besluit
vormingsproces tot uiting kunnen brengen?
De heer VAN ASSELDONK: Ik wil enkele vragen stellen naar aan
leiding van het ingekomen stuk A b. Eén van de mogelijkheden om ver
krotting of verwaarlozing van woningen tegen te gaan is het eigen wo-
ningbezit, een stelregel die de V. V. D. steeds propageert. Een goed
en duidelijk voorbeeld hiervan wordt gevormd door de woningen in de
Dr. Batenburglaan. Met inzet van al hun krachten en tijd hebben de
bewoners gewerkt om deze woningen als het ware een metamorfose te
laten ondergaan. Waar gewerkt wordt, kunnen foutjes worden gemaakt
en met het oog daarop wil ik de volgende vragen stellen.
1. Zou het college, alvorens de brief d. d. 18-2-1975 van F.A. van
Meer te beantwoorden, alle mogelijkheden willen bezien die ertoe zou
den kunnen leiden dat soepelheid zou worden betracht? Ik denk hierbij
onder meer aan de hoge kosten die verandering van het "schoonheids
foutje" voor de heer Van Meer met zich meebrengt.
2. Zou het college mij een afschrift van het antwoord aan de heer
F.A. van Meer kunnen doen toekomen?