230 17 APRIL 1975 gewest, VRAAG (gesteld in de raadsvergadering van 3 februari 1975) De heer BECKERS; Ik zou u willen vragen hoe de stand van zaken is met betrekking tot de inspraakprocedure inzake "Het Ei", mede in vergelijking met de tijdsplanning, Hoe heeft de bevolking op het plan van het college gereageerd? ANTWOORD De eerste bijeen komst met betrekking tot de inspraak-procedure heeft plaatsgevonden op 19 februari j. 1. de tweede op 17 maart, terwijl de derde bijeenkomst gepland is op 8 april. Het ziet er naar uit dat binnen de tijdsplanning gewerkt wordt zodat in september een definitief programma van eisen gereed zal zijn. Ofschoon het nog erg vroeg is een definitief oordeel te vellen over de mate, waarin de bevolking op het plan van het college heeft gerea geerd, willen wij niet verhelen, dat de voorlopige indruk gunstig is VRAAG (gesteld in de raadsvergadering van 16 januari 1975) De heer VAN DUIJL merkt op: de Effenseweg, gelegen van de Rijsbergseweg tot aan het einde van de bebouwde kom, is een gevaar lijke weg geworden. Er komen op dit gedeelte vijf wegen van de kant van het bungalowpark uit, wat tot een gevaarlijke verkeerssituatie leidt Voor de kinderen is de toestand onhoudbaar, daar verscheidene auto's met een te grote snelheid op de Effenseweg gereden komen. Onze vraag is dan ook of het niet wenselijk zou zijn te onderzoeken of het mogelijk is de Effenseweg op het genoemde gedeelte als voorrangsweg aan te merken, ANTWOORD Het aanwijzen van een weg tot voorrangsweg of het aanwijzen van de kruisingen van een weg met andere wegen tot voorrangskruisingen dient alleen dan te geschieden als het verkeer over die weg veel intensiever is dan over de kruisende zijwegen, In zo'n geval kunnen bij het achter wege laten van bedoelde maatregel gevaarlijke situaties ontstaan met ongevallen als gevolg. Het verkeer over de Effenseweg en over de daarop uitkomende zijwe gen is vrij gering. Uit de ongevallenstatistiek van de laatste jaren blijkt, dat ter plaatse nimmer ongelukken gebeurden, Wii ziin er dan ook geen voorstander van de Effenseweg tot voorrangs weg aan te wijzen, zulks te minder waar dit op het verkeersgedrag van de verkeersdeelnemers op de Effenseweg een ongunstige invloed zal uitoefenen. De ervaring leert n, 1,dat degene, die op de voor rangsweg rijdt als regel geneigd is harder te rijden dan toegestaan en verantwoord is, VRAAG (gesteld in de raadsvergadering van 3 februari 1975) De heer BECKERS: In het begin van de vergadering heeft de heer Broeders een vraag die ik wilde stellen naar de rondvraag verwezen. Ik wilde namelijk vragen waarom de brief van de wijkraad Tuinzigt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 230