243 17 APRIL 1975 De heer VAN DONGEN: Naar aanleiding van dit voorstel zou ik enkele opmerkingen willen maken, waaraan ik wellicht iets zal vast koppelen, Uit het voorstel zelf blijkt duidelijk dat er iets moet gebeu ren en dat men dan ook van plan is iets te doen. Ik zou echter de aan dacht van het college voor de volgende punten willen vragen. Uit hoofde van mijn functie kom ik geregeld op het woonwagenkamp, niet om als politieke figuur contact met mijn achterban te hebben maar omdat mijn werk het met zich meebrengt. Ik ervaar de woonwa genbewoners daarbij als normale mensen, die echter hun eigen moei lijkheden en hun eigen leefwijze hebben. Ik zou het college willen vragen rekening te houden met adviezen over deze groepering van so ciologen en psychologen, maar ik zou vooral aandacht willen vragen voor het contact met de woonwagenbewoners, In contact met de men sen zelf zullen wij naar ik verwacht de waarheid te weten komen en kunnen wij waarschijnlijk tevens enige invloed uitoefenen. Ik zou niet graag zien dat. ook deze mensen te veel als "cliënten" zouden worden beschouwd. Wanneer men op die wijze te werk gaat, handelt men juist en hoeft er minder geld te worden uitgegeven. Met betrekking tot de vraag of men tot kleinere kampen zou moeten komen dient men de betrokkenen naar mijn mening zelf te laten beslissen of tot inzicht te brengen. Voor het geval dat men tot de stichting van kleinere kam pen zou moeten overgaan wens ik het college veel sterkte voor de on derhandelingen met de gemeenten die de betrokkenen zouden moeten opvangen. Ik denk namelijk dat deze gemeenten gemakkelijk bereid zijn financiën beschikbaar te stellen maar dat zij ervan uitgaan dat zij daarmee van de problemen af zijn. Wethouder DE RAAFF: Het heeft mij goed gedaan vanavond an dere kwalificaties voor de woonwagenbewoners te horen gebruiken dan ik gewoonlijk hoor. De heer Oomen heeft mijns inziens terecht een leuke term ingevoerd door te spreken over "milieubewakers". Hoewel dit natuurlijk een beetje overdreven is, is het inderdaad juist dat het in Breda en omgeving een mooie boel zou worden als de rommel die deze mensen opruimen zou blijven liggen waar hij lag. Eén van de belangrijke positieve activiteiten die door de woonwagenbewoners wor den verricht is het opruimen van allerlei oude materialen In de commissie heb ik begrepen dat bij allerlei commissieleden niet geheel duidelijk was hoe een en ander bestuurlijk in elkaar zit. Ik heb begrepen dat de beide sprekers dit inmiddels wèl weten, maar ik kan mij voorstellen dat er toch nog raadsleden zijn die er niet van op de hoogte zijn, zodat ik de bestuurlijke structuur in het kort wil uiteenzetten. In 1961 is de gemeentelijke taak ten aanzien van de woonwagenbewoners overgedragen aan een gemeenschappelijke rege ling, Dit houdt in dat van dat ogenblik af alle activiteiten door een gemeenschappelijke regeling zouden moeten worden verricht. Iemand heeft eens gezegd dat er in feite sprake is van een'lgemeenschappelijk afschuifsysteem", een opmerking waar de heer Van Dongen naar ik meen op inhaakte door erop te wijzen dat sommige gemeenten ervan uitgaan dat Breda het zelf wel zal doen als zij maar betalen. Daar komt het in feite op neer maar het is mijns inziens een gelukkige om standigheid dat onlangs na vele vergaderingen het algemeen bestuur van het woonwagencentrum -- dat zijn de vertegenwoordigers van de gemeenten die het centrum gezamenlijk exploiteren tot de conclu sie is gekomen dat het zo niet langer kan Voortgaan en dat er iets moet gebeuren, zodat men waarschijnlijk tot enige vorm van decentralisatie

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 243