244
17 APRIL 1975
zal moeten komen. Wij hebben het verstandig geoordeeld niet zelf met
voorstellen te komen doch deze door een objectievere "buitenstaan
der" te laten opstellen. Er zal een commissie worden gevormd die zal
gaan bekijken hoeveel kampen er in de regio Breda zouden moeten
zijn, waar zij zouden moeten liggen, hoe groot zij zouden moeten
zijn en op welke wijze zij tot stand zouden moeten komen. De com
missie moet haar werkzaamheden binnen enkele maanden hebben af
gesloten. Er zijn allerlei criteria geformuleerd waarmee men rekening
zal moeten houden; één daarvan wordt uiteraard gevormd door de wen
sen van de bewoners zelf, waarin wij overigens op dit ogenblik al vrij
veel inzicht hebben.
De heer Oomen heeft enkele concrete vragen gesteld. Hij heeft
erop gewezen dat er in mei 1974 een brief aan de minister is gestuurd
en hij heeft gevraagd of er op die brief al antwoord is gekomen. Het
antwoord op deze vraag is ontkennend. Wij hebben in november een
rappel gestuurd en vanmorgen heb ik opnieuw een brief gestuurd waar
in naar de eerdergenoemde brief wordt verwezen en waarin tevens wordt
geschetst wat de nieuwe ontwikkelingen zijn en wat de situatie op dit
ogenblik is, in de hoop dat er nu in Den Haag eens bescheid zal wor
den gegeven.
De bezetting bestaat op het ogenblik uit 125 wagens en 410 men
sen. Het is naar ik meen bekend dat er op het eigenlijke kamp officieel
90 staanplaatsen zijn en dat er daarnaast een overloopkamp is waar de
overige wagens staan. Er is voorts gevraagd of er besprekingen over het
nieuwe beleid moeten worden gevoerd, hetgeen inderdaad het geval is.
Wij hebben daarover de laatste jaren intensief vergaderd en gesproken.
Ik heb goede hoop dat wij nu tot enig resultaat zullen komen.
De heer Oomen heeft tot slot gevraagd in hoeverre de bewoners
zelf bij de gang van zaken worden betrokken. In de commissie heb ik
naar ik meen reeds medegedeeld dat wij onder de bewoners een enquête
hebben ingesteld, teneinde na te gaan wat de mening van de mensen
zelf is. Wanneer wij de wijze van totstandkoming, de plaats en het
aantal van eventuele gedecentraliseerde kampen gaan overwegen, zul
len wij de wensen van de bewoners in de beschouwingen betrekken,
maar het is natuurlijk uitgesloten dat men alles wat de individuele be
woners wensen zou kunnen verwezenlijken. In ieder geval is het zeker
dat wij rekening zullen houden met de wensen die zijn uitgesproken
en die eventueel nog zullen worden uitgesproken.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna overeenkomstig het
voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
De heer BECKERS; Ik wil graag iets zeggen over de orde. Mede
namens de heren Houben, Hendriksen en Martens zou ik willen vragen
op dit ogenblik een punt aan de agenda toe te voegen.
De VOORZITTER; Op dit ogenblik?.'
De heer BECKERS; Inderdaad.
De VOORZITTER; Dat kan helemaal niet.' Nu al?.'
De heer BECKERS; Ik lanceer mijn verzoek alvast op dit ogenblik,
zodat wij nog de rest van de avond de kans hebben er ruimte voor te
zoeken. Als ik mijn verzoek aan het eind van de vergadering zou doen,