255 17 A PRE, 1975 ming van het grootste gedeelte van de ter plaatse aanwezige bevolking heeft, meen ik er met alle respect voor de niet oninteressante opmer kingen van de heer Houben op te moeten wijzen dat ons raadsleden, hoewel wij deskundig mogen worden genoemd, een zekere bescheiden heid past. Ik meen dan ook dat wij met betrekking tot onderwerpen als de verkeersveiligheid, straten, kruispuntenen stoplichten enigszins bescheiden mogen zijn. Wanneer de heer Houben dan ook over de mo gelijkheid van mobiele stoplichten spreekt, is zijn gedachtengang mijns inziens niet onjuist maar zou hij naar ik meen beter kunnen af wachten, Door in verband met dit voorstel de mogelijkheid van mo biele stopli chten te introduceren geeft de heer Houben overigens te kennen dat hij in dit verband toch niet tegen de systematiek van stop lichten is. Wij willen fasegewijs te werk gaan, in ogenschouw nemen wat er na uitvoering van een bepaalde fase gebeurt en daarop een vol gende fase enten, in het kader van de uitgangspunten. Terwijl wij op die manier handelen, kunnen wij de opmerking van de heer Houben in de beschouwingen betrekken en nagaan of het gebruik van een mo biel stoplicht in dit systeem past. Ik zeg niet toe dat wij een mobiel stoplicht zullen gebruiken, maar ik wil dit punt graag tezamen met de dienst bekijken. Een ander bezwaar van de heer Houben betrof het ontbreken van een verkeerscirculatieplan. Ik geloof daarentegen dat de functie van de Dr, Struyckenstraat -- nogmaals gezegd; de functie van wijkverza- melweg -- door de Bredase raad kan worden onderschreven. Daarbij wordt vastgesteld wat onze bedoelingen met deze straat zijn, in welk perspectief hij past en wat onze gezamenlijke visie is. Met betrekking tot de fietsers heeft de heer Houben een mijns inziens enigszins merkwaardige opmerking gemaakt; met het oog op het milieu meent hij namelijk dat de auto te zeer boven de fiets wordt bevoordeeld, maar dit is naar mijn opvatting een bijzonder arbitrair punt. Bij het plaatsen van stoplichten in een circulatieroute kan men twee dingen doen, In de eerste plaats kan men de stoplichten op de fietsers afstemmen en in de tweede plaats kan men zich bij de afstem ming op de auto's richten. Als men echter de fietser door een "groene golf voor fietsers" vrij baan geeft, zullen de auto's langer voor de stoplichten moeten wachten, hetgeen evenmin als het telkens laten stoppen van de fietsers bevorderlijk voor het milieu is. Kortom, dit is een bijzonder arbitrair punt en ik meen dat in dit voorstel in ieder geval een belangrijke stap vooruit is gezet doordat er een aparte route voor fietsers in het tracé is opgenomen. Ook heeft de heer Houben nog gevraagd hoe dit voorstel in het kader van het algehele beleidsplan past. Er is op dit ogenblik nog geen beleidsplan, maar de voorzitter van deze raad heeft te dien aanzien naar ik meen bepaalde perspectieven geboden. Ik wijs er voorts op dat wij met het thans voorgestelde besluit in de hand nog niets kunnen doen, zodat wij deelkredieten aan de raad moeten vragen. Wanneer deze deelkredieten aan de orde komen zal de raad in het kader van verkeersveiligheid, verkeersgeleiding en openbare werken in staat zijn de waarde en het nut van voorzieningen die uit dit voorstel voortvloeien af te zetten tegen andere voorzieningen in het kader van onze beleids voering op het gebied van verkeersveiligheid en civieltechnische wer ken. De heer GIELEN: In het verlengde van de Olivier van Noortstraat is een weg geprojecteerd, zij het dat deze met een stippellijn wordt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 255