266
17 APRIL 1975
heer Beckers te spreken omdat de formulering ervan nogal merkwaar
dig was, In eerste instantie sprak de heer Beckers over het stellen van
vragen, waardoor de indruk werd gewekt dat er geen ordevoorstel in
het geding was doch dat de heer Beckers het middel van de interpella
tie op een enigszins merkwaardige manier hanteerde. Later stelde hij
echter voor de brief op de agenda te plaatsen. Naar mijn mening kan
men over de interpretatie van artikel 23, lid 2 sub a, van het regle
ment van orde van inzicht verschillen, maar in ieder geval sta ik op
het standpunt dat men een ordevoorstel als een uiterst middel moet be
schouwen, dat men pas moei hanteren wanneer andere mogelijkheden
om over een bepaalde kwestie te spreken hebben gefaald.
Wat is nu het instrumentarium waarover een raadslid beschikt
als hij bepaalde onderwerpen aan de orde wil stellen? Men kan in de
eerste plaats schriftelijke vragen dan wel vragen in de rondvraag stel
len; de heer Beckers kondigde in eerste instantie aan dat hij enkele
vragen wilde, stellen, hetgeen in de rondvraag mogelijk is. Voorts kan
men een onderwerp aan de orde stellen door het in een commissiever
gadering als agendapunt op te voeren. Bovendien kan men wachten
totdat de gangbare procedure met betrekking tot ingekomen stukken haar
vervolg heeft gekregen. Men kan er immers van uitgaan dat de brief
van de voorbereidingscommissie van 14 april voor de volgende raads
vergadering zal worden geagendeerd, zodat de raad erover kan discus
siëren of het stuk om preadvies in handen van b. en w. moet worden
gesteld of dat er anders mee moet worden gehandeld.
Zo zijn er vele mogelijkheden. Wanneer die mogelijkheden heb
ben gefaald of wanneer de urgentie zeer groot is, kan men inderdaad
in artikel 23, lid 2, van het reglement van orde een mogelijkheid
vinden. Aan de andere kant is het grote nadeel van ordevoorstellen en
initiatief-voorstellen dat zij een doelmatige en verantwoorde besluit
vorming in de raad -- mijns inziens een groot goed -- in de weg kun
nen staan. Bij de behandeling van dergelijke voorstellen is fractie-
-overleg immers moeilijk geweest en heeft men slechts twee termijnen
om zi jn standpunt t e bepalen. Nu van de zijde van het college is
voorgesteld het onderwerp in een commissievergadering die openbaar
is -- wij hechten daar sterk aan --te behandelen, menen wij dat dit
mede met het oog op de tijd de meest verantwoorde en meest doelma
tige procedure is. Overigens sluit ik mij graag aan bij de opmerkingen
van de heer Geene over de D. A.C. W. -subsidie. In deze tijd van
grote werkloosheid waarin van regeringszijde het ene werkgelegenheids
project na het andere wordt aangekondigd zou het toch wel heel merk
waardig zijn als het zwembad "Het Ei" daar niet in zou kunnen wor
den opgenomen.
De heer VAN BANNING; Voor het geval de raad zou besluiten
dat dit onderwerp in de commissievergadering van 23 april a. s. zal
worden besproken, wil ik verzoeken dit punt als nr. 1 öp de agenda
te plaatsen, zodat de voorbereidingscommissie, die op dezelfde avond
een vergadering had uitgeschreven, daarna nog kan vergaderen.
De heer CRUL: Uit de reacties van de heren Dees en Geene, die
naar ik meen verder gingen dan een bespreking van het ordevoorstel
op zichzelf, blijkt dat er in deze raad behoefte is om op dit ogenblik
over "Het Ei" te spreken. De heren Dees en Geene hebben dat al uitvoerig
gedaan en zij hebben zelfs voorstellen van zeer vérstrekkende aard
gedaan. De heer Dees heb ik een voorstel horen doen dat hem in de