271 17 APRIL 1975 de termijn.' Overigens ben ik van mening dat een handelwijze die men altijd heeft gevolgd en die de instemming van de indiener van een mo tie heeft, zeker niet opnieuw ter discussie hoeft te komen. Dat vind ik volkomen zinloos. De VOORZITTER: Misschien kunnen wij elkaar vinden in de ex plicatie van het college na de laatste lezing van de heer Van Dun. De wethouder heeft gezegd dat er weliswaar doeleinden kunnen worden ge noemd maar dat de raad daar niet aan gebonden is: bestemming en aankoop moeten duidelijk van elkaar worden onderscheiden. Als een en ander in deze geest wordt uitgelegd en zo ook in de notulen wordt vermeld, zou men mijns inziens tot de overtuiging kunnen komen dat de motie overbodig is. Zou dat dan ook niet kunnen inhouden dat de raad het voorstel kan aanvaarden? De heer CRUL: Zoudt u de vergadering voor zeer korte tijd wil len schorsen? De VOORZITTER: Natuurlijk. Ik schors de vergadering. SCHORSING. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Ik zou de heer Van Male of de heer Crul willen vragen het resultaat van het beraad mede te delen, daarbij overwegende wat er van de zijde van het colle ge met betrekking tot aankoop en bestemming is gezegd. De heer VAN MALE: Aanvankelijk maakte ik uit de woorden van de wethouder op dat onze standpunten met betrekking tot aankoop en bestemming met elkaar overeenkwamen. Hij heeft echter daarnaast gezegd dat de aankopen gestoeld zijn op een beleidslijn, al is het dan een beleidslijn in de toekomst. Uit laatstgenoemde uitspraak blijkt dat de aankopen worden gedaan met het doel er in de toekomst een bepaal de bestemming aan te geven. Tegen het aankopen van onroerend goed waarvan de bestemming reeds in de raad is vastgesteld -- bijvoorbeeld de Belcrumweg -- hebben wij geen enkel bezwaar. W61 hebben wij be zwaar tegen aankopen voor mogelijke bestemmingen waarover de raad nog geen uitspraak heeft gedaan of heeft kunnen doen. In dat verband willen wij onze motie graag handhaven en in stemming gebracht zien. De heer DEES: Ik zou een korte stemverklaring willen afleggen. In mijn leven sta ik wel eens meer versteld, maar het raakt in deze raad af en toe het grenzeloze. De situatie is volstrekt duidelijk; de wet houder heeft een en ander naar ik meen wel in vijf instanties uitgelegd en toegelicht, zodat de betekenis van de in de stukken voorkomende aanwijzingen volstrekt duidelijk zijn. Ik kan mij voorstellen dat men, wanneer men nog niet van alles precies op de hoogte is, een motie indient. Deze motie is echter op grond van zakelijke motieven volstrekt onhoudbaar gebleken. Men vraagt dan voor de zoveelste maal om een schorsing en als er dan over ondemocratische tendensen wordt gesproken, moet mij toch van het hart dat het er in deze raad wel op lijkt dat de minderheid de meerderheid begint te terroriseren. De heer GEENE: Ik begrijp de opmerking van de heer Van Male niet. Als de bestemming van tevoren zou vastliggen, zo heeft hij ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 271