275
24 APRIL 1975
punt merk ik op dat in feite over de plaats door de raad op 14 februari
1974 een besluit werd genomen.
Over de noodzaak van de groei van Breda heeft de C. D. A. -
-fractie in haar rapport "Haagse Beemden met beide benen op de
grond" het volgende gezegd: De noodzaak tot uitbreiding van het grond
gebied van Breda is in vele geschriften en rapporten aangetoond. Ver
volgens noemen wij de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening, het streek
plan West-Brabant, de Noord Brabantse Welvaartsbalans I en II, de ont
wikkeling van zuid-west-Nederland, de orienteringsnota, de demogra
fische analyse, de groeibrieven van Gedeputeerde Staten en niet te ver
geten de historische en de feitelijke functie van Breda.
Verondersteld mag worden dat de inhoud van de genoemde rap
porten genoegzaam bekend is bij diegenen, die vanavond mede moeten
beslissen. Uit de rapporteringen kan naar ons gevoel een vijftal punten
worden gehaald dat van belang is voor de beantwoording van de vraag
of Breda moet groeien. Men kan ze aantreffen op blz. 5 van ons rap
port.
Twee punten daarvan wil ik graag extra onder uw aandacht
brengen, nl. de te verwachten migratie naar zuid-west-Nederland en
het beleid van de hogere overheid.
Over de te verwachten migratie naar zuid-west-Nederland valt
het volgende te zeggen:
Op pag. 169 van de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening kunnen
wij lezen;
De ontwikkeling van Zoetermeer, Hellevoetsluis, Dordrecht en
Breda als opvangcentra voor de overloop van het zuidelijk deel van de
randstad wordt gezien als dè oplossing voor het ruimtelijke probleem
van de randstad.
Op pag. 58 staat: De stedenrij van Noord-Brabant zal zich in
sterke mate door autonome groei ontwikkelen tot het tweede stedelijke
zwaartepunt van Nederland. Gebieden voor bewoning, werkgelegenheid
en recreatie dienen daarvoor geschapen te worden.
Even verder kunnen wij lezen: Met het oog op een verantwoorde
voortzetting van het urbanisatieproces is een zekere concentratie onver
mijdelijk.
Deze beleidsuitgangspunten vinden wij ook terug in het vooront
werp streekplan Rijnmond onder punt 3.2.2 waaruit de volgende con
clusie kan worden getrokken: niet meer dan een beperkte groei van de
bevolking, die dan qua leeftijd, opbouw en inkomen evenwichtig dient
te zijn samengesteld.
Verder zeggen de wijzigingen van de orienteringsnota ruimtelij
ke ordening van 15 april 1975 dat is zeer recente informatie -- ons
het volgende:
1 Op pag. 43
De heer BECKERS: Misschien mag ik de heer Geene bij inter
ruptie vragen waarom hij het voorontwerp-streekplan Rijnmond citeert
en niet het definitieve vastgestelde streekplan, waarin een andere visie
naar voren komt?
De heer GEENE: Ik meen dat daaruit geen andere visie blijkt,
maar ik wil er graag op terugkomen.