24 APRIL 1975 276 Uit kamerstuk 12.757, nrs. 5 en 7 op pag. 43 citeer ik: "Een tweede factor, die aandacht vraagt, is de omvang van de behoefte aan woningen. De behoefte aan woningen in de vier grote agglomeraties in het westen is sedert vele jaren groter dan in de agglomeraties kan worden opgevangen. De behoefte aan woningen tot 1990 wordt geschat op 94. 500. Voor de bouw van deze woningen bestaat nog geen enkele ruimtelijke dekking. Verder wordt aangegeven waar deze woningen gebouwd zouden moeten worden, waarbij nadrukkelijk wordt gewezen op West-Brabant en met na me op o. a. Breda, als de oostelijke flank van het overloopgebied. Hoewel zich in de commissievergadering gewoonlijk heftige dis cussies ontsponnen over de door de sociografische dienst verstrekte cijfers, wil ik u die vanavond besparen en meen ik met de zojuist aangehaalde motiveringen te kunnen volstaan. Toen de heer Beckers zich in de laatste commissievergadering bezig hield met de cijfers, had ik trouwens de indruk dat hij zijn bewe ringen niet langer staande kon houden en dat hij, ondanks het gebruik van een schoolbord, toch door de knieën ging. Hoe het ook zij, het staat vast dat naast de eigen bevolkingsaan was een groot deel van de overloop uit de randstad door West-Brabant moet worden opgevangen. Dit is een categorie mensen, waarvan de heer Beckers in de laatste commissievergadering zei dat naar deze mensen zijn zorgen niet uitgaan. Ik ben benieuwd hoe deze mensen, die ondanks de heer Beckers toch zullen komen, hierop zullen reageren bij de volgen de verkiezingen. Het C. D. A. maakt zich er wel zorgen over, zowel over de men sen die in Breda wonen als over de mensen die hier zullen komen wonen. Zij hebben, als zij hier wonen, onherroepelijk met elkaar te maken en het is onze taak om ervoor te zorgen dat zij in een aantrekkelijk woon- en leefmilieu terechtkomen. Als gesproken wordt over eenntweede zware stedenrand in Brabant, betekent dit voor het C.D.A. niet een aaneengesloten grauwe steenmas sa, maar geconcentreerde groeikernen, goed gesitueerd en ingericht en onderbroken door groenzones. Het is naar mijn mening de taak van de provincie, het gewest en de gemeente om enige richtlijnen te geven aan de vestigingsmogelijkheden teneinde te voorkomen dat ook daar een dichtslibben van de open ruimte zal optreden. De provincie Noord-Brabant voert een duidelijk beleid ten aan zien van de groei en uitbreiding van dorpen en steden en zij kent en han teert de begrippen "groeisteden", "groeikernen", "sub-kernen" en "ge meenten die niet mogen groeien". Dit beleid analyserende moet worden geconcludeerd dat de groei steden het overgrote deel van de eigen provinciale bevolkingsaanwas zul len moeten opvangen en vervolgens het leeuwenaandeel van de migratie. Over het begrip "groeistad" heerst naar mijn gevoel enige begrips verwarring. Wij hebben daaraan de volgende betekenis toegekend: als in alle mogelijke nota's wordt aangegeven dat een bepaalde stad in een regio een belangrijk deel van de bevolkingsaanwas moet opvangen en als vervolgens gesteld wordt dat de in die steden aanwezige oude kernen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 276