24 APRIL 1975
280
hoogte van de extra financiële steun uit 's rijks kas aan Breda te
verlenen;
de afspraak met en de toezegging van de minister dat het onder
zoek door het I. W. K. W. en eerder genoemd verificatieproces
parallel zullen lopen, zodat geen tijdverlies behoeft op te treden,
welke termijn is gesteld op circa zes maanden, te rekenen van
maart 1975 af;
het feit dat door de minister van binnenlandse zaken nog steeds
geen beslissing werd genomen terzake van de voortzettingsproce
dure over een vrijwillig voorgestelde gebiedsoverdracht aan Bre
da;
overwegende;
dat op grond van in het verleden genomen beslissingen door Bre
da grote investeringen zijn gedaan in het gebied Haagse Beem
den in de vorm van grondaankopen;
dat geen terreinen meer beschikbaar zijn die aan potentiële ves
tigingskandidaten kunnen worden aangeboden, zodat het creeren
van nieuwe arbeidsplaatsen in Breda ernstig stagneert;
dat het uit bestuurlijk oogpunt niet langer acceptabel is om gro
te bedragen te investeren in een wel voor overdracht bestemd,
doch nog steeds niet overgedragen gebied;
dat een einde moet komen aan de onzekerheid waarin de huidige
bewoners, alsmede de randgemeenten verkeren;
nodigt het college uit:
a. aan te dringen bij de minister van binnenlandse zaken om de pro
cedure met betrekking tot de gebiedsoverdracht van de gemeen
te Prinsenbeek aan Breda zeer spoedig verder te leiden;
b. aan te dringen bij de minister van volkshuisvesting om aan Bre
da extra financiële en andere benodigde medewerking te verle
nen en zich daarover uit te spreken binnen de afgesproken ter
mijn, dus voor 1 september 1975 en dat hij bij de te nemen be
slissingen rekening dient te houden met continuering van het tot
nu toe gevoerde overheidsbeleid inzake de positie en functie
van Breda in West-Brabant;
c. het gevoelen van deze raad, in deze motie neergelegd, over te
brengen aan de ministers van binnenlandse zaken en van volks
huisvesting, alsmede aan het provinciaal bestuur.
De heer TEN WOLDE: De heer Geene heeft er reeds op gewezen
dat de oplossing van het probleem van de Haagse Beemden al jarenlang
op zich laat wachten. Het vormt nu al sedert 1956 een brandend pro
bleem in onze Bredase politiek.
De Haagse Beemden is ook wel eens een sprong in het duister ge
noemd, of anders gezegd; Haagse Beemden met beide benen op de
grond.
Ik vraag mij af in welk licht wij deze opmerking moeten zien.
Vele fantasieën rond dit probleem zijn naar voren gekomen, maar wij
zullen nog vele sprongen met onze beide benen van de grond moeten
maken, alvorens enige opheldering verschaft kan worden in dit branden
de probleem.
Het is duidelijk dat de ontwikkeling van het plan Haagse Beem
den verre van eenvoudig is, ook niet in de toekomst. In de huidige si-