281
24 APRIL 1975
tuatie vragen grote plannen nu eenmaal om een continue actualisering
en zij zullen steeds bijgesteld moeten worden aan de hand van de wen
sen voor de ontwikkeling in de komende twintig jaren in Breda. De uit
gangspunten van 1956 zijn dan ook bepaald niet meer dezelfde als de
uitgangsvisie van het thans voor ons liggende plan.
Het plan Haagse Beemden is de laatste tijd in onze fractie uit
voerig in discussie geweest en bij het raadsbesluit van februari 1974 is
door de V. V.D. -fractie het plan Haagse Beemden in principe aanvaard.
Een jaar geleden echter werd door onze fractie een aantal kanttekenin
gen geplaatst ten aanzien van de realisering van dit plan. Ik zou ze
haast de drie bekende punten willen noemen, nl. de fasering, de reali
satie en de financiering met de nadruk" op het laatste punt.
Het is nog steeds duidelijk dat het aantal inwoners van Breda af
neemt en de regio sterk groeit. Deze situatie in de politiek van de ruim
telijke ordening baart ons wel degelijk zorgen. Een versnippering van
het landschap en een aantasting van de horizon zijn het gevolg. De
V. V.D.-fractie betreurt dit bijzonder en in de toekomst zullen wij
duidelijk onze beleidspunten ten aanzien van de dorpsontwikkelingen
moeten verplaatsen.
In dit verband rijst onmiddellijk de vraag of Breda wil groeien
en wat wij doen met de suburbanisatie. Deze punten houden zeer nauw
met elkaar verband. De Bredase inwoners zullen zich afvragen of Breda
wil groeien.
Ik kan mij op mijn beurt afvragen waarom de inwoners van
Breda deze vraag moeten beantwoorden. Ik meen dat de gehele politiek
op het gebied van de ruimtelijke ordening meer van regionaal, dan wel
van landelijk belang is, dan dat de inwoners van Breda hierin een be
slissing moeten nemen, hoezeer ik ook waardering heb voor allerlei
standpunten op dit gebied.
Toch moet dit standpunt in een breder landelijk verband worden
bezien. De laatste jaren zien wij een sterke verstedelijking van het
platteland en deze politiek moet landelijk worden aangepakt. Ik geloof
niet dat Breda het recht heeft deze landelijke politiek te doorkruisen.
Wij kunnen ons afvragen waarom de laatste jaren het inwoner
tal van Breda steeds is gedaald. Als voornaamste oorzaak zou ik willen
noemen het gebrek aan kwalitatieve woonruimte in ons gebied. Daar
naast heeft kennelijk het platteland een steeds grotere aantrekkings
kracht op vele burgers uitgeoefend, hetgeen blijkt uit de bekende weg
loop uit stedelijke gebieden.
Breda heeft een stedelijk gebied, dat tot 1970 nagenoeg beperkt
was ten aanzien van de uitbreidingsmogelijkheden. Aan de horizon
zijn echter nieuwe argumenten verschenen met betrekking tot de lan
delijke politiek van het stopzetten van de suburbanisatie. Zij hebben
duidelijk een relatie met het tot standbrengen van eenhnieuw ontwikke
lingsplan voor een woongebied in de Bredase gemeenschap.
Het plan Haagse Beemden heeft sedert 1956 een grote rol in de
discussies gespeeld. Punten als de nieuwe politiek, een plan dat reeds
in Breda bestond, geruggesteund in de toekomst door een toenemende
autonome bevolkingsgroei van ongeveer 8 promille, gezinsverdunning
en een kwalitatieve verbetering van het woningbestand van Breda zul
len er aanleiding voor zijn dat wij in Breda iets moeten gaan doen.
Men kan zich afvragen wat wij moeten doen. Moeten wij een
gebied ontwikkelen in de binnenstad, in de Heilaar of in de Haagse