24 APRIL 1975 286 financiële aspect van de Haagse Beemden tevens een zo volle dig mogelijk inzicht in de financiële consequenties van de wel - zijnsvoorzieningen aan de raad voor te leggen, zodat deze con sequenties integraal bij de besluitvorming kunnen worden be trokken, De VOORZITTER: De motie, die de heer Geene heeft ingediend, is ondertekend door de heren Geene, Dees, Van Duijl en Van Dongen. De heer BECKERS: Ik zal mij beperken tot de discussie over de politieke uitgangspunten, die verband houden met de demografische en planologische aspecten van het plan Haagse Beemden. Ik heb er geen behoefte aan nogmaals uitvoerig onze visie te etaleren. Dat is ge daan in de commissievergaderingen en in de nota's van de werkgroep Een ander Breda. Ik heb er evenmin behoefte aan vanavond een defini tief standpunt over de Haagse Beemden op tafel te leggen; naar onze mening is hiervoor de tijd nog niet rijp. Het feit, dat wij op het ogenblik onze visie nog niet definitief willen formuleren, hangt niet samen met opportunisme zoals de heer Geene heeft gesuggereerd en evenmin met de andere visie, die een deel van de raad zou hebben, dan in het verleden. Ik zou de heer Geene erop willen wijzen dat de lijn, die wij nu trachten te volgen, een con sequente voortzetting is van de lijn die in het verleden in de vorige raad door de P. A.K. -fractie en de D'66-fractie is gevolgd. Ik wil mij beperken tot een twaalftal concrete vragen en ik hoop deze keer van de wethouder concrete antwoorden te ontvangen, nu hij vanavond niet, althans niet zichtbaar, wordt gesecondeerd door een groot team van ambtenaren. Wethouder VAN DUN: Ik mag toch veronderstellen dat het aan wezig zijn van de ambtenaren niet belet dat concrete antwoorden wor den gegeven De heer BECKERS: Tijdens commissievergaderingen heb ik wel eens de indruk gekregen dat de wethouder zich aan de discussie onttrok door het accent te laten vallen op de gesprekken met de ambtenaren en ik meen dat wij vanavond bijeen zijn om in een politieke discussie met de daartoe bevoegde instanties van gedachten te wisselen over een zo belangrijk plan. Wethouder VAN DUN: In dit opzicht ben ik het met minister Gruijters eens; ik wens niet te discussiëren op basis van indrukken. De heer BECKERS: Mijn eerste vraag luidt of het college ook van mening is dat de demografische prognose met het uiterste voorbe houd moet worden bekeken, zeker bij een zo lange termijn. Ik stel deze vraag gezien de ervaringen in het verleden en in andere steden met grootscheepse projecten voor stadsuitbreidingen, zoals in Purmer- end, Alkmaar, Arnhem-Zuid, etc. Acht u het ook niet onverantwoord om een beslissing te nemen zonder dat de raad kennis heeft kunnen nemen van de geheime regiona-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 286