24 APRIL 1975
288
stopgezet zou kunnen worden, dank zij o. a, de groeibrieven van de pro
vincie en dat de verdere groei van Oosterhout en Etten-Leur niet in de
hand te houden is?
In de Kamer is een motie aangenomen van de V. V. D, met de
steun van het C. D. A.waarin wordt gepleit voor een sterkere groei van
landelijke kernen in het algemeen.
Oosterhout en Etten-Leur vallen buiten het stadsgewest Breda en
deze groei is ook voor de provincie veel moeilijker te controleren. Zo
lang de mensen nog een uitwijkmogelijkheid hebben naar Etten-Leur en
Oosterhout zal het erg moeilijk zijn om de Haagse Beemden als een
concurrerend gebied aan te bieden.
Deelt u onze mening dat bestrijding van de suburbanisatie en
de gedachte "Breda groeistad" niet automatisch Haagse Beemden bete
kenen?
Vervolgens wil ik nog iets zeggen over punt II b van het besluit:
De geactualiseerde normen van het ontwikkelingsplan.
Wij hebben hiertegen grote bezwaren. Inhoudelijk hebben wij
bezwaren tegen het gebrek aan visie en het ontbreken van procesplan
ning. Sedert 1971 zijn zij nauwelijks bijgesteld. Voorts hebben wij be
zwaar tegen de slechte theoretische onderbouw. Wij krijgen de indruk
dat slechts naar één ander plan elders in het land is gekeken en dat dit
als een soort norm is gebruikt.
Formeel hebben wij bezwaar tegen de procedure. Er zijn slechts
twee mogelijkheden en die hebben wij in de commissievergadering uit
voerig geschetst. Wij hebben daarop toen geen enkel antwoord gekregen
en dit is voor ons een dermate vitaal punt, dat ik u uitdrukkelijk wil
vragen of de wethouder daarover vanavond uitsluitsel wil geven.
Naar onze mening zijn er twee mogelijkheden, nl. öf er komt
een nieuw structuurplan met nieuwe bestemmingsplannen en met nieuwe
normen -- dan deugt de exploitatie-opzet niet en houden wij onszelf
en de minister voor de gek öf wij handhaven de normen van 1971
en het bestemmingsplan, wellicht in een iets gewijzigde vorm en dan
is het maken van een nieuw structuurplan en bestemmingsplan een
schijnvertoning.
Tenslotte wil ik nog een opmerking maken over de twee advi
seurs, prof. Maas en de heer Tummers.
Wij stellen hun deskundigheid niet ter discussie, maar wel hun
taak, het honorarium en de gevolgde procedure. Ik zou mij kunnen
vooistellen dat het tot de taak van deze twee heren of van andere ad
viseurs zou behoren -- wij komen er kennelijk zelf niet aan toe -- een
onderzoek in te stellen naar de alternatieven, een betere demografi
sche basis en een actieplan voor inspraak en participatie. Deze punten
hebben voor ons een hoge prioriteit.
Wat is eigenlijk de taak van de heren? Kunnen wij voor dat be
drag van 130. 000, -- niet beter een aantal goede permanente mede
werkers in dienst nemen? In de toekomst zullen er wel meer plannen
zijn, die om een zorgvuldige studie vragen.
Hoe lang gaat hun activiteit duren en wordt het bedrag daar
door in de toekomst niet hoger?
Is het niet volledig onaanvaardbaar dat goedbetaalde medewer-