24 APRIL 1975
290
minister denkt.
De heer HOUBEN: Anderzijds heeft de minister ook gezegd dat
deze aangelegenheid nog in discussie is. Bovendien heeft hij er zelf op
aangedrongen dat het cijfermateriaal geverifieerd wordt. Kennelijk on
dersteunt de minister onze bezorgdheid ten aanzien van dit grootschali
ge plan.
Hopelijk komt in september a. s. de nota uit over de groeistad-
conceptie en dan zijn alleen nog maar de beleidsvoornemens van de
minister bekend. Daarna moet, zoals gebruikelijk is bij een dergelijk
stuk, de procedure van de planologische kernbeslissing op gang komen.
Ook de Staten-Generaal moet zich nog uitspreken.
De term "groeistad", los gezien van de inhoud die eraan gege
ven zal worden -- die kennen wij nog niet --, wekt bij ons, evenals de
hitdrukking "hoofdstad van West-Brabant" en andere "groeiachtige"
termen minder plezierige gedachten, vooral als wij bedenken wat de
concrete consequenties zijn, zoals die voor de binnenstad, waarop de
heer Ten Wolde terecht heeft gewezen en de aantasting van het milieu,
zowel in landschappelijke zin als uit een oogpunt van vervuiling.
Verder zijn wij zeer bevreesd voor de mogelijke sociale proble
men die kunnen optreden, omdat in dit grote gebied allerlei migranten
zullen komen te wonen. Hier zullen zich migranten uit de randstad,
uit de rest van Brabant en mensen uit Breda vestigen.
Wij moeten ook erg voorzichtig zijn met termen als "niveau
van de voorzieningen"alsof een hoog voorzieningenniveau het hoogste
goed is. Het is maar al te vaak aangetoond in recente studies dat een
hoog voorzieningenniveau en een grootschalige leefomgeving door de
mensen niet gewaardeerd worden. Dat is gebleken uit allerlei satisfac
tie-onderzoeken.
Verder is de laatste tijd aangetoond, zowel in het sociaal-cul
tureel jaarrapport als in het leefsituatie-onderzoek 1974 dat grootscha
lige woonomgevingen ook leiden tot sterke gevoelens van onbehagen.
Wij hebben in de Hoge Vucht kunnen zien wat er gebeurt als
een vrij grootschalige uitbreiding wordt gepleegd. In dit verband is het
van belang nog eens stil te staan bij een van de beleidsuitgangspunten
van het huidige provinciaal bestuur. Dit heeft gesteld dat Brabant niet
de meest aangewezen provincie is voor het opvangen van de overloop.
Onlangs hebben wij in de krant kunnen lezen dat Brabant bloot
staat aan een vrij hoge S02-emissie. Rondom Breda vindt aantasting
van natuurgebieden plaats door grote rijkswegen en bovendien zien wij
een oprukkende chemische industrie die het leefklimaat van Breda
zal gaan aantasten.
Ik wil het tweede gedeelte van mijn betoog toespitsen op de in
spraak.
De Nota Verstedelijkingsbeleid zal de procedure moeten volgen
van de planologische kernbeslissingen en dat betekent dat "hearings"
gehouden zullen worden, zoals ook gebeurd is bij de oriënteringsnota,
o. a. in de gebieden van Zuid-Holland, in Rijnmond, in West-Brabant
en in Breda.
Hierbij zal natuurlijk de overloop ter sprake komen en wij ach
ten een dergelijke inspraak van alle belanghebbenden zeer noodzake-