24 APRIL 1975
296
zeer goed mogelijk kunnen zijn dat uit een herwaardering van de be
hoefte in West-Brabant naar voren komt dat bijv. het rijtje Oosterhout-
-Breda-Etten versterkt zou moeten worden. Dat zou betekenen dat een
dergelijk gigantisch plan niet aan Breda gekoppeld behoeft te worden
en dat volstaan zou kunnen worden met kleinere, waarschijnlijk beter
aan de stadskern aansluitende plannen. Het is zelfs mogelijk dat de ge
hele stedenrij verder ontwikkeld zou moeten worden. In feite heeft
de heer Geene hetzelfde gesignaleerd toen hij citeerde uit de Tweede
Nota Ruimtelijke Ordening, waarbij hij aangaf dat de Westbrabantse ste
denrij mede tot een tweede stedelijk centrum imNederland zou kunnen
uitgroeien.
Het risico van de Bredase situatie, waarbij het plan ver van de
stadskern verwijderd is en waarbij het moeilijk zal zijn om daar een
goed woonmilieu te creören, ligt mogelijk bij die andere gemeenten
veel gemakkelijker. Dat zou een reden te meer zijn om in dit kader
de stedenrij te bezien.
De heer Geene heeft het een en ander gezegd over Rijnmond en
als ik het mij goed herinner heeft hij gezegd dat het streekplan Rijnmond
voorziet in een bepaalde overloop omdat men zelf een evenwichtige
bevolkingsopbouw wil behouden en nauwelijks zou kunnen groeien.
Dit zou impliceren dat overloop nodig is, hoewel het niet in
het door de heer Geene aangehaalde citaat is vermeld.
Naar ons gevoel geeft zelfs deze zin uit het voorontwerp --de
heer Beckers heeft reeds aangegeven dat deze kwestie niet in die zin
gehandhaafd is in het streekplan --de heer Geene niet de steun die hij
zoekt. Uit gesprekken met mensen van de afdeling ruimtelijke orde
ning van Rijnmond hebben wij begrepen dat men, als gezegd wordt dat
Rijnmond graag een evenwichtige bevolkingsopbouw wil behouden, fu
rieus i» over het afvloeien van jonge gezinnen uit de middenklasse. In
feite zal dat gebeuren als uit Rijnmond een overloop plaatsvindt naar
plannen zoals de Haagse Beemden.
U kunt er dan ook zeker van zijn dat een beleid inzake het
grootscheeps opzetten van de Haagse Beemden, waarbij men zich richt
op de overloop uit Rijnmond, volkomen in strijd is met hetgeen men
wil bereiken in Rijnmond en in het zuiden van Zuid-Holland. Als twee
grootheden tegenstrijdige beleidsuitgangspunten creeren, zal het voor
ons bijzonder moeilijk worden onze plannen te realiseren.
Als ik over "onze plannen" spreek, doel ik op de plannen van
Breda, want de federatie van fracties voelt zich nog niet erg verwant
aan de plannen. Wij hebben begrepen dat vooral het college en de par
tijen waarop het steunt hiermee enige haast hebben.
Voor zover onze informaties strekken is van de zijde van Rijn
mond absoluut geen steun te verwachten voor de Haagse Beemden. Men
is er zelfs allesbehalve blfj mee.
Naar onze mening is aan de bovengemeentelijke en de bovenge
westelijke aspecten van de Haagse Beemden onvoldoende aandacht be
steed en zijn zij te weinig bij de besprekingen betrokken geweest. De
heer Houben heeft reeds hierop geduid en hij heeft aangegeven dat dit
soort gesprekken in feite vereist is bij een normale inspraakprocedure.
Ik zou hieraan willen toevoegen dat door de onzekerheid over
de demografische prognoses ook het plan Haagse Beemden vrij onzeker