297 24 APRIL 1975 wordt, nl. in die zin dat het misschien moeilijk zal zijn de woningen te bezetten. Als in formeel opzicht een officiële inspraak op het ogenblik niet nodig zou zijn, menen wij dat zij in feite waarschijnlijk wel no dig is. Als de andere groeperingen, zoals de randgemeenten, andere stadsgéwestelijke gemeenten, andere Westbrabantse gemeenten en Rijnmond tegen de Haagse Beemden zijn, zal het erg moeilijk worden om voldoende zuigkracht op de bevolking uit te oefenen om de Haag se Beemden te kunnen realiseren in de orde van grootte, die u ook noodzakelijk acht. Vervolgens wil ik enkele opmerkingen maken over twee ande re plannen die b. en w. ons vanavond ter goedkeuring voorleggen: op de eerste plaats komt in het voorstel onder meer de situering van de eerste woonbuurt aan de orde en op de tweede plaats wordt ons het "grijze boek" ter goedkeuring aangeboden. Beide punten zouden in feite een avondvullende discussie vergen, maar nu worden zij min of meer als bijzaken in de beschouwingen betrokken, hetgeen wij zeer betreuren. In ieder geval wil ik in eerste instantie over deze twee pun ten de volgende opmerkingen maken. De situering van de eerste woonbuurt die het college heeft aangegeven, lijkt ons aanvechtbaar. De St. A.R. heefteen andere si tuering voorgesteld en de argumenten die b. en w. als reactie op het St. A.R. -advies schriftelijk hebben gedistribueerd, zijn naar onze me ning niet sterk; zij zijn naar ons gevoel gemakkelijk te weerleggen. Bovendien herinner ik mij dat tijdens de commissievergadering is gezegd dat de situering van de eerste woonbuurt eigenlijk nog wel min of meer ter discussie staat. Wij zouden het college willen aanbevelen het St.A.R. -advies zeer serieus in die discussie te betrekken. Daarbij zou moeten worden overwogen dat het door middel van langgerekte bebouwing in de zuide lijke rand die de St. A.R. aangeeft, in eerste instantie mogelijk is een aansluiting op Prinsenbeek tot stand te brengen. De eerste bewo ners zouden zich voor een deel op Prinsenbeek kunnen richten. Terzij de zij hierbij opgemerkt dat de eerste bewoners hier en daar "pioniers" worden genoemd, wat naar mijn gevoel op weinig vertrouwen in het plan wijst. Een bijkomstig voordeel is dat op basis van een bebouwing in de zuidelijke rand nog altijd kan worden overwogen in plaats van noordwaarts zuidwaarts te gaan bouwen. Op die manier zou een veel natuurlijker aansluiting op de bestaande stad kunnen worden bewerk stelligd. Wethouder VAN DUN: Voor de duidelijkheid van onze beant woording in eerste termijn zou ik een vraag willen stellen. Aangezien de heer Welschen in het tweede onderdeel van zijn betoog aandacht besteedt aan de ontwikkelingen die in de Haagse Beemden zouden moeten plaatsvinden, vraag ik mij af of hij töch voorstander van be bouwing in de Haagse Beemden is. De heer WELSCHEN: Ik had deze vraag eigenlijk niet meer ver wacht, omdat ik van mening ben dat zij beneden het niveau is waarop wij op dit ogenblik discussiëren. Wij hebben voortdurend duidelijk ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 297