299
24 APRIL 1975
van de winkelvoorzieningen. Natuurlijk zijn wij.ervan overtuigd dat
een groep mensen die zich onverhoopt al snel min of meer geïsoleerd
in het gebied zou moeten vestigen, alle benodigde voorzieningen zal
moeten krijgen. In dit verband kan ik de gedachte van de heer Van
Duijl volledig ondersteunen. Wij hebben ons voorts afgevraagd of de
winkels wel per se -- ook wanneer de woonbuurt is uitgebouwd --ge
centraliseerd moeten worden gelokaliseerd; het is in ieder geval niet
zeker dat dit voor alle winkeltypen moet gelden.
Een volgend punt is dat wij niet goed begrijpen waarom aan
vankelijk met betrekking tot de verdeling van woningen over bijvoor
beeld vrije sector en premiesector bepaalde marges werden aangehou
den -- van 20 tot 25 70 of van 30 tot 35 --, terwijl nu plotseling in
de vrije sector en de premiesector de hoogste percentages moeten gel
den. Wij hebben het gevoel dat dit niet met de in Breda heersende wo
ningnood strookt, zodat wij op dit punt gaarne enige toelichting zou
den horen.
Samenvattend merk ik het volgende op. Zowel de regionale als
de supraregionale aspecten van de Haagse Beemden zijn naar onze me
ning niet duidelijk, althans tot nu toe. Het lijkt ons moeilijk -- maar
wij zijn benieuwd naar het standpunt van het college -- daarover zon
der voldoende gegevens beslissingen te nemen. Daarnaast plaatsen wij
vrij veel vraagtekens bij de situering van de eerste woonbuurt, bij de
filosofie die voor die eerste woonbuurt is opgebouwd en bij enkele con
crete punten die daarin zijn opgenomen. Wij wachten met belangstel
ling op het commentaar van het college op deze vraagtekens.
Mevrouw PAULUSSEN: Naar aanleiding van punt 4 van het pre
advies, "De besluitvorming aangaande de werkwijze m. b. t. het op
stellen van structuurplan en bestemmingsplan", zou ik enkele bezwa
ren van onze federatie aan de orde willen stellen. Als doel van het
activiteitenschema wordt aangegeven: het eerste begin van de eigen
lijke bouw zal moeten passen in een vernieuwde visie op de gehele
Haagse Beemden.
Daartoe wordt de volgende procedure ontwikkeld: 1. een snelle
start van een nieuw op te stellen structuurplan via een aantal fasen;
2. een snelle start van een nieuw bestemmingsplan om de eerste woon
buurt te doen passen in een globaal inrichtingsplan voor de gehele
woonbuurt; niet aangegeven hierbij is een tijdschema voor de wettelij
ke planprocedure; 3. een snelle start van een definitief ontwerp van
concrete bouwplannen. In het schema is een procedure ex artikel 19
van de wet op de ruimtelijke ordening opgenomen, omdat op dat tijd
stip het bestemmingsplan nog niet van kracht zou zijn. De activiteiten
die in de opzet van b. en w. voorkomen maken het niet mogelijk eerst
de structuurstudie geheel af te ronden, daaraan toetsend een eerste be
stemmingsplan op te stellen en vervolgens daaruit een eerste bouwont
werp te laten ontstaan. B. en w. willen op drie fronten tegelijk starten
om het ideale zo goed mogelijk te bereiken.
Terecht signaleert onzes inziens de St. A.R. enkele voorwaar
den waaraan zal moeten worden voldaan om het optimale te bereiken