24 APRIL 1975
300
terwijl daarvoor op dit ogenblik in de plannen volstrekt geen garanties
aanwezig zijn. Het zou in het bijzonder pas verantwoord zijn met de
bouw te beginnen als de studies op structuurplan- en bestemmingsplan
niveau een redelijk inzicht verschaffen in de mate waarin het begin van
de bouwactiviteiten geen beperkingen zal gaan opleggen aan deze ande
re studies. De werkwijze die het college voor ogen staat brengt het gro
te risico met zich mee dat na voltooiing van de structuurstudie het eer
ste begin van de bouwactiviteiten daar in het geheel niet in blijkt te
passen. Een zeer concrete vraag: wie bepaalt welk risico aanwezig is,
wie beslist daarover en op welk ogenblik gebeurt dat?
De St. A. R. komt om deze en nog andere redenen -- die ik om
wille van de tijd niet noem maar die een ieder bekend zijn -- tot het
advies van uitstel met vier of vijf maanden, dat geheel in onze visie
en denkwijze past. In het antwoord aan de St. A.R. aangaande de in
spraak merkt het college in het preadvies slechts het volgende op:
"Wij beraden ons omtrent de wijze waarop een zo zinvol moge
lijke uitspraak ten aanzien van de te creëren plannen zal kunnen plaats
hebben. Ons standpunt zal zo spoedig mogelijk aan u worden voorge
legd.
Vervolgens iets over artikel 19 van de Wet op de ruimtelijke or
dening, waarop door enkele van mijn fractiegenoten reeds eerder is in
gegaan maar waarover ook ik nog iets zou willen opmerken. Ik teken
hierbij aan dat in de raad van de kant van onze fracties op dit punt
reeds eerder bezwaren zijn genoemd. Mijns inziens dient te worden ge
constateerd dat toepassing van artikel 19 tot de uitzonderingen zou moe
ten behoren en zo veel mogelijk zou moeten worden beperkt. Veelvul
dige toepassing is naar ik meen niet in overeenstemming met de strek
king van de wet. Ook in de vergadering van de St. A.R. van 26 maart
j.l. is gesproken over "het gebruik c. q. misbruik van artikel 19 door
de gemeente Breda". Wij willen er verder nog op wijzen dat er niet
voor niets een wetswijziging met betrekking tot artikel 19 op komst is
die dit jaar nog wordt verwacht. In een artikel 19-procedure komt de
raad er niet meer aan te pas, hetgeen in tegenstelling staat tot het be
toog van de heer Van Duijl die zo enthousiast was dat wij "carte
blanche" zouden beginnen en dat de raad nog in alle fasen over een en
ander zou beslissen.
Onze bezwaren op het gebied van artikel 19 hebben wij reeds
verscheidene malen uiteengezet en ik meen dat de wethouder -- al
thans in de discussies enkele van onze bezwaren heeft onderschreven.
Van deze bezwaren wordt echter in het preadvies op geen enkele wijze
melding gemaakt. Ik heb de indruk dat het college doet alsof zijn neus
bloedt en op de eerder ingeslagen weg voortgaat. Artikel 19 is niet al
leen in strijd met het principe van de raad als hoogste bestuursorgaan,
zoals de heer Beckers enkele maanden geleden heeft betoogd, maar het
onttrekt het beleid ook aan de democratische controle. Daaraan willen
wij op geen enkele wijze medewerken.
De heer VAN MALE: Ook de federatie van fracties van P. v. d. A.
en P. P. R. ziet de problematiek met betrekking tot de Haagse Beemden
als zó omvangrijk, dat zij de taken heeft verdeeld. Mij is toegewezen