307
24 APRIL 1975
mij af of het ontwikkelen van alleen industriegebied voldoende zou
zijn. Dit zou financieel wellicht gemakkelijker te verwezenlijken zijn,
aangezien een kosten/baten-analyse redelijk in evenwicht zou moe
ten zijn. Ik hoef voorts niet te herhalen dat de minister van economi
sche zaken het inzicht deelt dat Breda een industriegebied voor de
werkgelegenheid nodig heeft. De door hem gegeven eersteiimpuls van
3, 5 miljoen wijst dit duidelijk uit. Ik meen evenwel dat het even
wicht niet zal worden verkregen omdat de samenhang tussen woon-
en werk- of industriegebied bij de ontwikkeling van alleen industriege
bied ontbreekt, terwijl wij daarbij voorts met onverkochte terreinen
blijven zitten. Over die samenhang zal ik straks nog iets zeggen.
Werkgelegenheid op korte termijn wordt natuurlijk geboden en
wel door de aanleg van wegen en kunstwerken, alsmede door een aan
zet in de bouw. In de brief van het N. K. V. van 29 januari staat on
der meer dat in de Haagse Beemden niet alleen om werkgelegenheid
te verschaffen moet worden gebouwd; ik ben het met het N. K. V.
-- althans op dit punt -- volslagen eens. Wel dient te worden bedacht
dat de activiteiten voor de Haagse Beemden in hun eerste ontwikkeling
werkgelegenheid met zich mee zullen brengen die menigeen weer
soelaas in zorgen zal vermogen te brengen.
De samenhang tussen woon- en werkgebied zal er moeten zijn
omdat bij een niet centraal gedirigeerde vestiging met andere woor
den; bij een vrije keuze vestiging alleen aantrekkelijk is als er pas
sende woongelegenheid in de omgeving is, bij voorkeur in een stads
deel, wijk of buurt, waar ook gedifferentieerde woningbouw mogelijk
is. Ik heb hierover van de zijde van de gecombineerde P. v. d. A. en
P. P. R. al eens eerder een uitvoerig betoog gehoord, waarin mevrouw
Willems --ik zie tot mijn vreugde dat zij aanwezig is -- dit op basis
van een goede sociale wijkopbouw en een goed onderwijs bepleitte.
Geheel los daarvan is er al tijd veel werkgelegenheid te vinden
bij de kleine bedrijven. De kleine bedrijven zouden in woonkernen ge
vestigd moeten zijn en om dit te kunnen realiseren zal men de ruimte
in woonkernen moeten kunnen vinden. In de bestaande woonkernen van
Breda is de mogelijkheid daartoe niet meer aanwezig. Ook Jiier zien
wij een duidelijke relatie tussen woonkern en werkgelegenheid.
Ik beschik over enige gegevens waarmee ik dit enigszins kan
toelichten. Misschien zijn er bijzonder spitse mensen onder ons die mij
met behulp van een bord en een krijtje zouden kunnen aanvallen op
détailgegevens, maar de cijfers die ik verschaf zijn mijns inziens in
grote trekken correct. Op de werkterreinen zoals "de Krogten"
"Emer-Noord" en "Emer-Zuid" -- waarbij ik dan ook Philips aan de
Kapittelweg betrek -- zijn 6.809 personen werkzaam in 96 vestigingen;
dit is gemiddeld 1 persoon op 316 m2. Op de wijkterreinen Keplerstïaat,
Koelemei, Antiloopstraat, Mathenessestraat, Marijke Meustraat en
Verbeetenstraat is 1 persoon op 135 m2 werkzaam. Dit wil zeggen dat
de intensiteit waarmee kleine terreinen worden gebruikt zeker twee
maal zo groot is als bij grote industrieterreinen. Als ik getallen van
mensen zou willen noemen, zou ik moeten constateren dat op de wijk
terreinen en de overige terreinen -- dus niet op industrieterreinen --
tezamen bijna 11. 400 mensen werkzaam zijn. Dit zijn mijns inziens
belangrijke gegevens die wij naar ik meen in ons oordeel moeten be-