309
24 APRIL 1975
stichtingen mogelijk wordt gemaakt. Een erkenning dat lokatiesubsidie
noodzakelijk is lijkt mij hier dan ook zeer zeker op haar plaats.
De heer Crul heeft over de methodiek van de gronduitgifte ge
sproken. Ik kan namens de C. D. A. -fractie mededelen dat zij zich kan
verenigen met de door b. en w. voorgestelde methodiek. In het bijzon
der het standpunt van het college met betrekking tot het al dan niet in
erfpacht uitgeven van gronden wordt door ons gedeeld.
Overigens zal het C. D. A. niet onder alle omstandigheden een
afwijzend standpunt innemen. In voorkomende gevallen zal de afweging
van factoren standpuntbepalend moeten zijn. Voor het huidige zijn
wij geen voorstanders van de uitgifte in erfpacht. Enkele argumenten
kan ik hier, in aanvulling op de door b. en w. aangevoerde motieven,
nog geven. Voor de woningwetbouw leidt uitgifte in erfpacht niet tot
lagere huren. Erfpacht is voorts voor de gemiddelde Nederlander niet
aantrekkelijk. De Nederlandse mentaliteit is een burgerlijke mentali
teit in de meest gunstige zin van het woord. De Nederlander is tevre
den als hij zijn eigen huisje met eigen stukje grond heeft: daar is hij
op eigen domein. Bij de beoordeling van de aanvragen om hypotheek
garanties heb ik kunnen vaststellen hoe steeds weer "kleine luyden" uit
lage inkomensgroepen zich grote offers en inspanningen getroosten om
dit te realiseren. Voor het overige stem ik namens het C. D. A. in met
de argumenten van het college; in het bijzonder vestig ik de aandacht
op de mogelijkheden die in Br. I. M. -verband nader kunnen worden be
studeerd. De heer Dreef zal, als hij straks in de Br. I. M. op dreef is,
met mij tot de conclusie komen dat wij dankzij de Br. I. M. wellicht
ook op dit punt nog iets zullen kunnen realiseren.
Met betrekking tot het bouwrijp maken en 'het ontsluiten van
het woongebied zullen wijze mannen --en wellicht ook vrouwen --
over de gehele problematiek het hoofd buigen, zodat zij de minister
kunnen adviseren. Ik wacht het resultaat af, daarbij naar mijn over
tuiging alle gelegenheid krijgend om mij meer in detail met de finan
ciële aspecten bezig te houden. Wel wil ik erop wijzen dat ik moeite
heb gehad te bevatten wat op blz. 17 onder punt 5 wordt bedoeld wan
neer wordt gesproken over post 6.10, de'lotaalomslag binnen het plan".
Door een toelichting van één van de stafambtenaren is mij duidelijk
geworden dat in de totale opbrengst van gronden een bedrag van
31,5 miljoen is opgenomen, dat moet dienen als bijdrage in de
kosten van te realiseren werken, die tevens belangen van een boven
de wijk alleen uitgaandie betekenis bevorderen. Dit bedrag wordt der
halve, blijkens de recapitulatie-kostenbegroting opgenomen in punt 8,
extra in rekening gebracht. Een duidelijke referentie bij post 8. 5 was
wellicht iets passender geweest.
Ik maak deze opmerkingen niet als een kritische noot maar om
een en ander nog eens te verduidelijken, mogelijk ook voor degenen
die evenals ik met de cijfers hebben "gestoeid". Voor het overige ben
ik het eens met de heer Ten Wolde -- ik wil daar namens het C.D. A.
speciale aandacht op vestigen -- dat er grote waardering is voor al de
genen die aan de planning, de calculaties, de metingen en alle ande
re arbeid hebben meegewerkt. Die waardering is onzes inziens zeer op
haar plaats. Ook hebben wij waardering voor allen die hebben getracht