311
24 APRIL 1975
de, heb ik voor mijzelf getracht een overzicht te krijgen van enkele
hoofdlijnen van de beantwoording van het college. Gebleken is echter
dat de vragen die in eerste termijn zijn gesteld niet alle kunnen wor
den ondergebracht in de rubricering die ik heb gemaakt. Ik heb in het
geen ik wil zeggen enkele hoofdstukken aangebracht en gezien het
voorafgaande meen ik dat het laatste hoofdstuk een conglomeraat van
vele afgevuurde vragen kan zijn.
Namens het college zou ik in de raad enkele algemene opmer
kingen willen maken. Ondanks de vele gesprekken die wij in het ver
leden met de raad hebben gevoerd zou ik nog over de motivering van
de plannen voor de Haagse Beemden willen spreken, waarbij ik mij
wil afvragen waarom wij vanavond over de Haagse Beemden aan het
spreken zijn. Voorts wil ik graag spreken over de besluitvorming tot nu
toe. Ik geloof daarnaast dat onder meer uit de motie van de Partij van
de Arbeid en de P. P. R. blijkt dat het de moeite waard is vanavond
met elkaar over de bedoeling van het voorgestelde besluit te discussi
eren. Vervolgens zal het naar ik meen te meer interessant zijn om in
te gaan op de vraag wat wij planologisch in de Haagse Beemden van
plan zijn en welk besluit wij daarover vanavond nemen. Graag zal ik
voorts aandacht voor enkele financiële aspecten vragen. Vervolgens
komen enkele interne procedures aan de orde die zich bij de gemeen
te hebben afgespeeld. Een ander onderwerp van bespreking zou mijns
inziens de externe procedure kunnen zijn: de relatie met ministers,
ambtenaren, randgemeenten en provincie. Tot slot zouden wij ons
mijns inziens moeten bezighouden met de vraag: wat besluiten wij,
niet alleen in de context van de bedoelingen van dit besluit maar ook
gezien in het licht van de wijze waarop wij de dingen die wij vana
vond aan elkaar voorleggen kunnen rubriceren?
Ik zou dan willen beginnen met het maken van enigszins alge
mene opmerkingen, die misschien in het kader van deze discussie
minder terzake zijn. Het zijn veeleer persoonlijke opmerkingen die
doen blijken van een gevoelen dat kan ontstaan als men met veel men
sen -- collegeleden en ambtenaren -- bezig is een besluitvorming
voor te bereiden die vanavond door vele raadsleden als van eminent
belang is gekenschetst. Men kan daarbij tot de ontdekking komen dat
het enigszins moeilijk is zich na jaren praten over de Haagse Beemden
en na het nemen van vele beslissingen toch nog op te werken tot een
redelijke mate van enthousiasme om voor de zoveelste keer over de
Haagse Beemden te spreken. Het onderwerp "Haagse Beemden" moet
vanavond op een dusdanige wijze worden besproken naar ik meen, dat
het niet tevoren "doodgepraat" is. In dat kader ben ik verheugd --
dat geldt naar ik meen overigens ook voor het college als geheel --
over een kop in het dagblad: "De Stem" van enkele maanden geleden
waaruit bleek dat de fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid er
voor zou hebben gepleit dat de Haagse Beemden uit de sfeer van poli
tieke discussies zou worden gehaald met andere woorden: dat men
zakelijk over de Haagse Beemden zou spreken. Dergelijke opmerkin
gen doen het college en de anderen die zich met dit alles bezighouden
veel deugd.
Met betrekking tot de Haagse Beemden moeten wij naar ik