24 APRIL 1975 312 meen geen sfeer creëren waarin wij langs elkaar heen gaan schrijven. Wanneer ik verneem dat minister Gruijters erop aandringt dat men pro beert op één lijn te komen en wanneer ik de indruk heb dat vanavond uit de benadering van de heer Crul blijkt dat wij moeten proberen el kaar goed te begrijpen en in een sfeer van collegialiteit te werken, kom ik tot de conclusie dat wij moeten proberen onze opmerkingen onder één noemer te brengen. Een volgende persoonlijke algemene opmerking heeft betrekking op iets dat moeilijker is, namelijk dat wij moeten proberen begrijpelijk te blijven. Laten wij begrijpelijk blijven voor elkaar, voor de publieke tribune en voor de Bredase bevolking. Ik kan mij zeer goed voorstellen dat wij vanavond de raad maakt zich daar schuldig aan maar ik ook.' -- begrippen zullen gebruiken die misschien te moeilijk zijn. Dit kan het geval zijn als wij spreken over begrippen als urbanisatie en sub urbanisatie, over verstedelijking, over oriënteringsnota's, over welzijns voorzieningen, over allerlei factoren, over gezinsverdunning en ook over minister Gruijters. De heer OOMEN: Die is tastbaar genoeg.' Wethouder VAN DUN: Ik heb het over onduidelijkheid.' Als wij over dergelijke begrippen spreken, is het voor ons vaak moeilijk in het kader van de besluitvorming onze bedoelingen aan de Bredase bevolking goed duidelijk te maken. Dit wordt des te moeilijker als de heer Beckers vandaag weer over de "supra-regionale aspecten" spreekt. Als er over "doodpraten" wordt gesproken, kan men zich afvra gen wat wij hier hebben gedaan. Er zijn vier commissievergaderingen gehouden: wij zijn vier keer met een groot deel van de raad bijeen ge weest waarbij de raadscommissies voor ruimtelijke ordening, voor open bare werken en voor de financiën met ons hebben gediscussieerd over de voorbereiding op dit debat. Er is veel gesproken en ik heb bijzonder veel waardering voor een ieder die vanavond de moed heeft gehad dit belangrijke punt in deze openbare raadsvergadering opnieuw aan de or de te stellen. Ik geloof dat wij ervan uit mogen gaan dat de openbaar heid van de commissievergaderingen de duidelijkheid naar buiten toe kan bevorderen. Afstappend van deze algemene aspecten en komend tot de Haagse Beemdenzelf, kan men zich afvragen wat de besluitvorming tot nu toe is geweest en hoe wij eigenlijk tot de fase zijn gekomen waarin wij vanavond verkeren. Wat is de bedoeling die b. en w. met het ter tafel liggende voorstel hebben? Naar mijn mening beogen wij met dit voorstel in de eerste plaats een zekere ordening en bevolkingsspreiding aan te brengen in een belangrijk gedeelte van West-Brabant. Ik geloof dat wij daar niet aan voorbij kunnen gaan. Naar mijn mening consta teert een ieder onder zijn eigen politieke invalshoek en op basis van zijn eigen belangstellingssfeer dat er op het West-brabantse gebied een bepaalde druk wordt uitgeoefend. Deze druk zou in de eerste plaats kunnen worden veroorzaakt -- daar begin ik al met een moeilijk woord.' -- door het fenomeen van de gezinsverdunning. Welke ontwikkeling

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 312