24 APRIL 1975 314 ■O- in het Westbrabantse gebied reeds een ordening aan de gang is en dat n- er in Breda een potentieel van hoogwaardige voorzieningen aanwezig tse is. In Breda doet zich een concentratie voor die duidelijk maakt dat r Breda in het Westbrabantse gebied een eminente functie vervult, die te nog wordt versterkt. De minister spreekt over het tegengaan van subur- 3- banisatie en wildgroei en over het niet-aantasten van recreatieve waar- en, den. Hij heeft voorts betoogd dat voorzieningenpatronen -- ook al is dat ij vanavond in deze raad dan door sommige sprekers ontkend -- alleen aanwezig kunnen zijn als zij door een voldoende bevolkingspotentieel er worden gedragen. de In dit verband komt men tot de conclusie dat de druk op het ge- a- west West-Brabant, voortkomend uit de drie genoemde verschijnselen, f- op een dusdanige wijze moet worden geordend, dat men een aantal een niet-gewilde ontwikkelingen nfet bevordert, maar dat men voor een an duidelijke situatie zorgt waarmee niet alleen Breda, dit college en de in- ze raad gediend zijn, doch die aan de totale gewestelijke bevolking n van het Westbrabantse gebied dienstbaar wordt gemaakt. Ik geloof dat )or, dat uitgangspunt vanavond nog niet zo zeer aan de orde is geweest: geen ïg hoogmoedswaanzin van een Breda dat een grote stad zou willen zijn en blijven, maar het belang van een spreiding en ordening van de woning- dijk behoefte in het gebied van geheel West-Brabant. Uit allerlei contacten erd- die wij met vele op dit terrein werkzame personen hebben gehad heb ik r- opgemaakt dat dit ook onder het verstedelijkingsbeleid van de huidige oop minister mag worden verstaan. De heer BECKERS: In verband met zijn ontroerende adhesiebe- sn tuiging aan het beleid van het kabinet-Den Uyl op het gebied van de suburbanisatie en de wildgroei zou ik de heer Van Dun willen vragen hoe hij het als C. D. A. -man kan verklaren dat vandaag door zijn vriend Cornelissen een motie is mede-ondertekend waarin de problematiek van de kleine kernen op een geheel andere, juist tegenovergestelde wijze is behandeld. Op grond van zijn dubbelrol zal de heer Dees daar meer informatie over kunnen geven, maar in ieder geval wordt in de bedoel- in de motie juist voor een versterking van de kleine kernen gepleit, s- De heer DEES: Dat sloeg bepaald niet op deze regio. Het kleine on~ kernen-beleid is juist van belang voor delen van provincies die dun be- volkt zijn. Dat geldt voor gedeelten van Limburg, Gelderland, Overijs sel, Friesland etc.maar zeker niet voor de bevolkingsconcentratie 3n" die in dit gebied aanwezig is. n. De VOORZITTER: De interrupties zijn nu even gesloten; het woord is aan de heer Van Dun. Wethouder VAN DUN: Ik dank de heer Dees zeer voor zijn be antwoording.' nt- Overigens wil ik daar nog aan toe voegen dat de heer Beckers mij in dit verband niet verantwoordelijk kan stellen voor landspolitieke C.D. A. -uitspattingen, evenmin als ik de indruk heb dat de P. v. d. A. - en de P. P. R. -fractie in deze raad voortdurend het beleid van minister er Gruijters aan het verdedigen zijn. Daarover kunnen ook nog wel enige woordjes worden gezegd, maar dat komt straks.'

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 314