315 24 APRIL 1975 Als men de ordening in het gebied niet wil aanvaarden en als men mijn argumentatie -- hoewel de ontroering mij bijna te veel wordt.' -- niet wil onderschrijven, dient men zich mijns inziens toch af te vragen wat er gebeurt als Breda niet wil meewerken aan de uitwer king van een visie, die niet alleen het kabinet heeft. Ik krijg bijna de indruk dat degenen die het niet met de gang van zaken eens zijn, be reid zijn de vuile was op de stoep van de buurman te leggen, hetgeen mijns inziens in het Westbrabantse geheel een weinig coöperatief op treden zou zijn. Ik heb de argumentatie nu vrij summier samengevat: verleden jaar hebben wij er veel uitgebreider over gesproken. In ieder geval meen ik er in dit verband op te moeten wijzen dat wij bepaalde be sluiten reeds hebben genomen; deze constatering doe ik niet alleen pro forma, verscheidene sprekers hebben hier eveneens op gewezen. In commissievergaderingen en ook in de raad heb ik meermalen mogen zeggen dat de Bredase raad reeds eerder heeft besloten dat hij de visie, die ik zojuist heb samengevat, accepteert. De consequentie van het accepteren van deze visie is dat er behoefte is aan toekomstig woonge bied om de bouw van huizen mogelijk te maken; de Bredase raad heeft reeds besloten dac hij deze bouw in de Haagse Beemden zal doen plaats vinden. Het is mijns inziens geenszins bezwaarlijk dat wij terwille van de inventarisatie nog eens vaststellen dat deze besluiten zijn genomen. Overigens meen ik dat wij in ons handelen de bestuurlijke netheid moe ten hebben om vast te stellen dat besluiten uit het verleden niet op elk ogenblik waarop wij denken dat dat nodig kan zijn volledig rijp voor de prulleinand geacht mogen worden. De heer BECKERS: Dat bevestigt onze stelling dat vanavond van de raad zeer vitale besluiten worden gevraagd en dat het in de toekomst zeer moeilijk zal zijn daarop terug te komen. Op deze ma nier leggen wij ons steeds verder vast: dat is de visie die wij in de eer ste termijn hebben uiteengezet. Wethouder VAN DUN: Ik geloof niet dat.dat juist is. Ik refe reer slechts aan besluiten die deze raad verleden jaar heeft genomen. Als wij vanavond daaruit voortvloeiende besluiten zullen nemen, zal men naar mijn mening van goeden huize moeten komen en zeer sterke argumenten moeten aanvoeren om hetgeen vanavond besloten is even tueel in de toekomst weer ongedaan te maken. Het getuigt niet van wat men "consistent beleid" noemt, maar of dat in de visie van de heer Beckers belangrijk is, hangt af van een persoonlijk waar de-oordeel waarmee ik mij natuurlijk niet mag bemoeien. Zoals ik zei, is over de keuze van het gebied een besluit ge nomen en is de centrumfunctie van Breda geaccepteerd. Wij zijn sedert 1956 bezig geweest en ik meen dat ik de raad niet hoef te vermoeien met een beschrijving van de wijze waarop wij via het geen doorgang vinden van een gebiedsruil en een annexatie tot de situatie van heden zijn gekomen, waarin van de kant van de gemeente Prinsenbeek op bij zonder plezierige wijze een aanbod is gekomen om de Haagse Beem den te accepteren. De heer Van Banning heeft er in dit verband terecht op gewe zen dat met het oog daarop door het gemeentebestuur -- deze raad, de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 315